Naamvallen

Naamvallen
Met deze Lesson Up oefen je met de 1e, 3e en 4e naamval
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Naamvallen
Met deze Lesson Up oefen je met de 1e, 3e en 4e naamval

Slide 1 - Tekstslide

Hoe vind je de zinsdelen?
Persoonsvorm
Onderwerp
Gezegde
Lijdend voorwerp
Meewerkend voorwerp
1. De zin vragend maken.
2. Alle werkwoorden in een zin.
3. wie/wat + gezegde?
4. wie/wat + gezegde + onderwerp?
5. aan wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Slide 2 - Sleepvraag

Koppel het zinsdeel aan de juiste naamval.
Onderwerp
Lijdend voorwerp

Meewerkend voorwerp (aan of voor )
1e
3e
4e

Slide 3 - Sleepvraag

Welk geslacht hebben de woorden? Sleep ze naar het juiste geslacht.
Mannelijk
Vrouwelijk
Onzijdig
Meervoud
Buch
Freundin
Baby
Eltern
Kinder
König
Computer
Blume
Gast
Handy
Mutter
Junge
Kleider
Zeitung

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Video

Und jetzt:
üben, üben, üben....

Slide 6 - Tekstslide

1. Er hat (zijn)______ Mutter (een)_____ Computer (m) gegeben.

Slide 7 - Open vraag

2. (De)_____ Mann hat (zijn)_____ Freund (een)_____ Karte geschickt.

Slide 8 - Open vraag

3. (Dit)_____ Buch (o) ist sehr interessant.

Slide 9 - Open vraag

4. (Jullie)____ Vater ist (een) _____ guter Trainer.

Slide 10 - Open vraag

5. Kennst du (haar) _____ Bruder?

Slide 11 - Open vraag

6. Stephan hat (de)_____ Junge und (het) _____ Mädchen gesehen.

Slide 12 - Open vraag

7. (Iedere) ______ Freund hätte das für dich gemacht.

Slide 13 - Open vraag

8. Gestern hat (jouw)____ Bruder (mijn)_____ Schwester noch (een) _____ Geschenk (o) gegeben.

Slide 14 - Open vraag