Dag 7 - 2D

Woordenschat
Je leert vijf nieuwe woorden bij  
thema 13 Vriendschap 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 2

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Woordenschat
Je leert vijf nieuwe woorden bij  
thema 13 Vriendschap 

Schrijf het woord op en ook de betekenis.

Slide 1 - Tekstslide

toevallig
  • iets wat zomaar gebeurt, zonder dat je dat hebt geregeld;
  • zin:  Ik was in het centrum en toevallig was mijn vriend daar ook. We hadden niet samen afgesproken.
  • zin: Heb jij toevallig mijn potlood ergens gezien?

Slide 2 - Tekstslide

het verslag 
  • een verhaal over hoe iets is gegaan, of wat er is gebeurd. Vaak op papier;
  •  Je kan een verslag schrijven over een activiteit;
  • Zin: Ik wil graag dat je een verslag maakt wat je dit weekend hebt gedaan.
  • Zin: De politie maakt het verslag van het ongeluk. Zo weet iedereen wat er is gebeurd.

Slide 3 - Tekstslide

vertrouwd
  • iets wat bekend is
  • iets waaraan (wat)/aan wie je gewend bent 
  • ww: vertrouwd zijn (met)
  • het is vertrouwd, het was vertrouwd, het is vertrouwd geworden
  • zin: Deze omgeving is mij vertrouwd, want daar woon ik. 
  • zin: De leerlingen zijn nu wel vertrouwd met hun nieuwe                     klasgenoten, want ze durven nu wel samen te werken.

Slide 4 - Tekstslide

Ik ben nog niet ................ met de Nederlandse taal, want ik ben hier nog niet zo lang.
A
veranderd
B
behandeld
C
vertrouwd
D
getrouwd

Slide 5 - Quizvraag

Waar lees je de betekenis van
toevallig
A
zomaar
B
misschien
C
zonder bedoeling
D
onverwachts

Slide 6 - Quizvraag

Maak een zin met de volgende woorden:

het verslag - maken - zwemles

Slide 7 - Open vraag

Opdracht: welk woord hoort in de zin?
Welk woord hoort in de zin? Schrijf alleen het woord op, niet de hele zin!

Slide 8 - Tekstslide

Ik zag hem ................. bij de bioscoop, dat was onverwachts want we hadden niet afgesproken.

Slide 9 - Open vraag

Als iets of iemand bekend is voor jou dan is het jou ................

Slide 10 - Open vraag

Ik moet altijd een ........ maken van de voetbalwedstrijd en opschrijven hoe we hebben gespeeld.

Slide 11 - Open vraag