Taalverzorgingp2lj1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b, k, t
• Leerjaar 1

Taalverzorging
hoofdstuk twee

Welke drie manieren zijn er om de persoonsvorm te vinden?

Wat is de persoonsvorm van deze zin?
De jongen zet de pion op het derde vak.

Wat is het eerste zinsdeel?
De jongen zet de pion op het derde vak

Wat is het derde zinsdeel?
De jongen zet de pion op het derde vak

Wat is het vierde zinsdeel?
De jongen zet de pion op het derde vak.

Verdeel deze zin in zinsdelen
De huisarts heeft een acute blindedarmontsteking geconstateerd.

Ik weet hoe ik de getalproef toepas om het onderwerp te vinden.

Jazeker

Geen idee

Wat is het lijdend voorwerp?
De jongen zet de pion op het derde vak

1. De jongen
2. zet
3. de pion
4. op het derde vak

Ik kan uitleggen hoe ik het lijdend voorwerp in de vorige zin had gevonden.

Waar

Niet waar

Ik had de vorige vraag fout

Een naamwoordelijk gezegde kan ook een lijdend voorwerp hebben.

1. Waar
2. Niet waar

Ik geef de broodtrommel morgen aan Sebastiaan.
Je hebt hier te maken met een:

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Ik ben morgen jarig.
Je hebt hier te maken met een:

1. Werkwoordelijk gezegde
2. Naamwoordelijk gezegde

Anne wordt piloot.
Wat is 'wordt' in deze zin?

1. Hulpwerkwoord
2. Zelfstandig werkwoord
3. Koppelwerkwoord

Het hulpwerkwoord kan voorkomen bij een naamwoordelijk gezegde én bij het werkwoordelijk gezegde.

1. Waar
2. Niet waar

Ik heb erg veel thee gedronken.
Wat is het hulpwerkwoord in deze zin?

1. Ik
2. heb
3. thee
4. gedronken

Ik kan uitleggen wat het zelfstandig werkwoord is.

Waar

Niet waar

Ik heb erg veel thee gedronken.
Wat is het zelfstandig werkwoord in deze zin.

1. Ik
2. heb
3. thee
4. gedronken

Ik fiets naar school.
Fiets is hier het:

1. Koppelwerkwoord
2. Hulpwerkwoord
3. Naamwoordelijk gezegde
4. Zelfstandig werkwoord