Toets grammatica h/v-1

Grammaticatoets h/v-1
Vaardigheidstoets Grammatica 
werkwoordsvormen
redekundig ontleden
pv; www; ow; lv; mv en bwb
Maximaal aantal te behalen punten: 85

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Grammaticatoets h/v-1
Vaardigheidstoets Grammatica 
werkwoordsvormen
redekundig ontleden
pv; www; ow; lv; mv en bwb
Maximaal aantal te behalen punten: 85

Slide 1 - Tekstslide

voor de duidelijkheid
De camera en microfoon moeten de gehele toets AAN zijn in Teams 
Jij bent volledig en duidelijk zichtbaar in beeld 


Slide 2 - Tekstslide

Let op!

Het soort vragen varieert door de toets heen. Lees dus steeds de vraag goed! 

Slide 3 - Tekstslide

A. Neem de onderstaande zin over, schrijf de persoonsvorm op en verdeel de zin in stukken door verticale streepjes te zetten (/ of |).
B Noem het aantal zinsdelen.

De campagne van de politieke partij wierp zijn vruchten af.

Slide 4 - Open vraag

A. Neem de onderstaande zin over, schrijf de persoonsvorm op en verdeel de zin in stukken door verticale streepjes te zetten (/ of |).
B Noem het aantal zinsdelen.

In het achterwiel van mijn fiets zit een slag.

Slide 5 - Open vraag

A. Neem de onderstaande zin over, schrijf de persoonsvorm op en verdeel de zin in stukken door verticale streepjes te zetten (/ of |).
B Noem het aantal zinsdelen.
De minister annuleerde de conferentie over de bedreiging van het ecosysteem.

Slide 6 - Open vraag

A. Neem de onderstaande zin over, schrijf de persoonsvorm op en verdeel de zin in stukken door verticale streepjes te zetten (/ of |).
B Noem het aantal zinsdelen.

Onderteken jij een formulier zo meteen?

Slide 7 - Open vraag

A. Neem de onderstaande zin over, schrijf de persoonsvorm op en verdeel de zin in stukken door verticale streepjes te zetten (/ of |).
B Noem het aantal zinsdelen.

Zouden zij die afspraak wel onthouden hebben?

Slide 8 - Open vraag

A. Neem de onderstaande zin over, schrijf de persoonsvorm op en verdeel de zin in stukken door verticale streepjes te zetten (/ of |).
B Noem het aantal zinsdelen.

Jitske heeft met oudjaar voor het eerst champagne gedronken.

Slide 9 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet er de juiste werkwoordsvorm achter: persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord.

Hadden we die opdracht ook moeten maken?

Slide 10 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet er de juiste werkwoordsvorm achter: persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord.


Zij wilde postpapier voor haar verjaardag.

Slide 11 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet er de juiste werkwoordsvorm achter: persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord.


Gisteren had Piet dat proefwerk moeten overdoen.

Slide 12 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet er de juiste werkwoordsvorm achter: persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord.


Zwemmen is een heerlijke sport!

Slide 13 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet er de juiste werkwoordsvorm achter: persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord.


Jullie moeten beter luisteren.

Slide 14 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet er de juiste werkwoordsvorm achter: persoonsvorm, infinitief of voltooid deelwoord.


Hij heeft zich enorm aan haar opgetrokken.

Slide 15 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet achter elk werkwoord waar je mee te maken hebt: een hulpwerkwoord (hww) of een zelfstandig werkwoord (zww).

Van wie houdt zij het meest?

Slide 16 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet achter elk werkwoord waar je mee te maken hebt: een hulpwerkwoord (hww) of een zelfstandig werkwoord (zww).

Die stoel zal hij opnieuw moeten bekleden.

Slide 17 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet achter elk werkwoord waar je mee te maken hebt: een hulpwerkwoord (hww) of een zelfstandig werkwoord (zww).
Al het groengekleurde sanitair in de woning werd deze week door het installatiebedrijf vervangen.

Slide 18 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zin alle werkwoorden en zet achter elk werkwoord waar je mee te maken hebt: een hulpwerkwoord (hww) of een zelfstandig werkwoord (zww).

Ik zou dat op een andere manier hebben willen aanpakken.

Slide 19 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling.
Als een zinsdeel niet voorkomt zet je een streepje.


Toen gaf deze stevige, ietwat ruwe dame hem een oplawaai.

Slide 20 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling.
Als een zinsdeel niet voorkomt zet je een streepje.

Wanneer vertelde Mineke jou dit verhaal?

Slide 21 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling.
Als een zinsdeel niet voorkomt zet je een streepje.

Het vlees stond urenlang op een zacht pitje te sudderen.

Slide 22 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling.
Als een zinsdeel niet voorkomt zet je een streepje.

Zet dat pakje voorzichtig op de grond.

Slide 23 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling.
Als een zinsdeel niet voorkomt zet je een streepje.

Een kilo kaas kost in de reclame 9 euro.

Slide 24 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling.
Als een zinsdeel niet voorkomt zet je een streepje.

Onze firma biedt haar dit bijzondere evenement gratis en voor niets aan.

Slide 25 - Open vraag

Noteer uit de onderstaande zinnen het werkwoordelijk gezegde, het onderwerp, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling.
Als een zinsdeel niet voorkomt zet je een streepje.

Gelukkig heeft de school die stoorzender geschorst tot na de kerstvakantie.

Slide 26 - Open vraag

Let op! Je moet met de onderstaande zin drie dingen doen:
* Maak met de volgende woorden een goed lopende zin.
* Verdeel de zin in stukken. Zet een verticale streep tussen de zinsdelen.
* Benoem vervolgens de zinsdelen.

de-wil-de-week-volgende-buurjongen-bezorgen-ochtendkrant

Slide 27 - Open vraag

Let op! Je moet met de onderstaande zindrie dingen doen:
* Maak met de volgende woorden een goed lopende zin.
* Verdeel de zin in stukken. Zet een verticale streep tussen de zinsdelen.
* Benoem vervolgens de zinsdelen.

Marken-maandag-zonder-het-uit-passagiers-weggevaren-zeilschip-is

Slide 28 - Open vraag

Dit is het einde van de toets.

Slide 29 - Tekstslide