Lesson 3.1 grammar

Today's planning
  1. Uitleg grammar
    - Bezit met 's / s' / of
    - Toekomstige tijd + will
    - If sentences

  2. Work on the grammar exercises 
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Today's planning
  1. Uitleg grammar
    - Bezit met 's / s' / of
    - Toekomstige tijd + will
    - If sentences

  2. Work on the grammar exercises 

Slide 1 - Tekstslide

Toekomstige tijd + will
Wat is het?
geeft aan dat iets in de toekomst gaat gebeuren
Hoe maak je het?
will + hele werkwoord
BV: I will help you in a minute
Hoe gebruik je het in een zin?
Bij beloftes, spontane beslissingen, en voorspellingen waar geen bewijs voor is.

Slide 2 - Tekstslide

Toekomstige tijd + will
Beslissingen
I will help you in a minute.

Spontane actie
Yeah! We will do it!

Voorspelling zonder bewijs
It will be dark soon.

Let op: Bij vraagzinnen bij I & we gebruik je Shall
Shall we go in?

Slide 3 - Tekstslide

Will + hele werkwoord
Ontkennend -> Will + not = won't

- I won't go with you!
- It won't start soon.
- We won't do it!

Slide 4 - Tekstslide

Bezit met - s'
Om bezit aan te geven gebruik je 's

Het boek van Jamie.          -       Jamie's book            (persoon)
De wol van de schapen     -       The sheep's wool    (dier)
Het nieuws van gisteren   -       Yesterday's news     (tijd)

Je gebruikt 's om bezit aan te geven van:
een persoon, dier, tijd, product, bedrijf of winkel.


Slide 5 - Tekstslide

Bezit met - s'
Als het woord al op een -s eindigt zet je er alleen ' achter
Dit is bijvoorbeeld als het woord in het meervoud eindigt op een s:

Het boek van mijn zussen  -   My sisters' book
Het boek van mijn broers   -   My brothers' book
Het boek van mijn ouders  -   My parents' book

Slide 6 - Tekstslide

Bezit met - of
Bij plaatsen, landen en dingen gebruik je het woordje 'of' bijvoorbeeld:

The countryside of the Netherlands
The centre of Leeuwarden
A glass of orange juice

Slide 7 - Tekstslide

if-sentences
Een if-zin bestaat uit een hoofdzin en een bijzin met if. Met die if-bijzin geef je een voorwaarde aan: 
‘Als je dit doet, dan gebeurt er dat.’ of 

‘Dat gebeurt er, als je dit doet.’ 

Je mag de hoofdzin of de bijzin vooraan zetten: 
dat maakt geen verschil.

Slide 8 - Tekstslide

if-sentences
In de hoofdzin gebruik je will + hele werkwoord en in de bijzin de present simple. Het eerste werkwoord na if is nooit will of would.
Hoofdzin
Bijzin (met present simple)
He will feel better
if he takes his medicine.
Shall we call you
if we see him?
If you study hard,
you will pass your test.
If you help me now,
I will help you later.

Slide 9 - Tekstslide

What now?
Kader: work on ex. 7 and 8 on page 103-104
Finished? --> work on ex. 9 & 10 on page 105-108

TL: work on ex. 7 and 8 on page 98-99
Finished? --> work on ex. 9 on page 100-101
timer
15:00

Slide 10 - Tekstslide