Het consumentensurplus is het verschil tussen de betalingsbereidheid en de marktprijs.
Slide 5 - Tekstslide
Wat is een vraaglijn?
Slide 6 - Tekstslide
Tekenen vraaglijn vanuit de formule
Formule: Qv = -10P + 94
1. Om het snijpunt met de Q-as te berekenen, stel je P = 0
2. Om het snijpunt met de P-as te berekenen, stel je Q = 0. Los op met de balans methode tot je P overhoudt
Slide 7 - Tekstslide
Van individuele naar collectieve vraaglijn
Slide 8 - Tekstslide
Verschuiving langs de vraaglijn
Als de prijs van het product veranderd
Slide 9 - Tekstslide
verschuiving op en van de vraaglijn
verschuiving van de vraaglijn:
behoefte en voorkeuren van vragers
hoogte van inkomen van vragers
prijs van andere producten
Slide 10 - Tekstslide
Dit is belangrijk om te weten, omdat als de prijs verandert van het ene goed heeft het effect op de prijs van het andere goed. Dit kan de vraaglijn of aanbodlijn laten verplaatsen. Complementair: Positief verband tussen de twee goederen. VB: Als je meer spaghetti gaat kopen door een lage prijs, neem je ook meer saus mee. Subsitutie: Negatief verband tussen de twee goederen. VB: Als rijst veel duurder wordt, dan stap je over naar spaghetti.
Slide 11 - Tekstslide
Prijselasticiteit:
Slide 12 - Tekstslide
Uitkomst prijselasticiteit
Slide 13 - Tekstslide
Prijselasticiteit en omzet
volkomen inelastische vraag
relatief inelastische vraag
-
relatief elastische vraag
-
Slide 14 - Tekstslide
Prijselasticiteit
Slide 15 - Tekstslide
Oefening prijselasticiteit
Kijk bijvoorbeeld eerst naar de prijsverhoging van € 0,80 naar € 1 per bolletje ijs. Deze prijsverhoging zorgt voor een afname van de afzet van 1.200 naar 1.000 ijsbolletjes.
a Bereken de de procentuele verandering van de prijs van een bolletje ijs.
b Bereken de procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid.
c Bereken de prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid.
Slide 16 - Tekstslide
Uitwerking
Slide 17 - Tekstslide
Kruislingse prijselasticiteit van de vraag
Slide 18 - Tekstslide
Kruislingse prijselasticiteit van de vraag
Slide 19 - Tekstslide
Inkomenselasticiteit
Slide 20 - Tekstslide
Inkomenselasticiteit
Slide 21 - Tekstslide
Samen oefenen
2.30 a/b/e
Slide 22 - Tekstslide
2.30
Vereniging Cassandra verhuurt in Maastricht wooneenheden voor studenten. De collectieve vraag naar deze wooneenheden kan worden weergegeven met de vergelijking
qv = −10p + 8.000. Hierin is qv het gevraagde aantal wooneenheden en p de huur per wooneenheid per maand in euro’s. De huur per maand is vastgesteld op € 500. De vereniging constateert dat bij deze huur niet alle wooneenheden kunnen worden verhuurd en overweegt daarom een huurverlaging van 10%.
a Bereken het aantal wooneenheden dat bij een
maandhuur van € 500 kan worden verhuurd.
b Bereken de prijselasticiteit van het aantal gevraagde wooneenheden bij een huurverlaging van 10%.
Slide 23 - Tekstslide
2.30
Voor het beoordelen van de gevolgen van een eventuele huurverlaging wordt aangenomen dat de collectieve vraagvergelijking naar wooneenheden voor studenten niet verandert.
Ook bij de prijsverlaging van 10% blijkt de vereniging nog met leegstand te kampen. Een verdere prijsverlaging ten opzichte van de oorspronkelijke prijs wordt daarom overwogen. Deze prijsverlaging moet zo groot zijn, dat de gevraagde hoeveelheid wooneenheden met 30% toeneemt.
e Bereken met behulp van de bij vraag b berekende prijselasticiteit van de gevraagde hoeveelheid welke procentuele prijsverlaging noodzakelijk is om de gevraagde hoeveelheid wooneenheden met 30% te laten toenemen (afronden op hele procenten).