Oefening 39
1. De plank hangt niet recht.
2. Wanneer ben ik aan de beurt?
3. Ik sta al een kwartier in de rij.
4. Kinderen moeten respect hebben voor
hun ouders.
5. Wilt u hier uw handtekening zetten?
6. Ik zie een vlek in het tafelkleed.
7. Waarvoor heb je dit plastic bakje
gebruikt?
8. De kamer is schoon en netjes.
9. Ik laat morgen mijn fiets repareren.