4TL fa - di. 30/11/2021

4TL - dinsdag 30/11/2021

1.   Gele woordjes
2.  Woots... afspraken en  foute zinnen
3.  Afspreken: mondeling ronde 3: "Hobbies" 
4.  Tb. blz. 129: bron D : Une invitation lezen
5.  Tb. blz. 129: Phrases-clés doornemen/lezen
6.  Uitleg: 2x Toekomende Tijden: Futur proche en Futur simple



1 / 43
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

4TL - dinsdag 30/11/2021

1.   Gele woordjes
2.  Woots... afspraken en  foute zinnen
3.  Afspreken: mondeling ronde 3: "Hobbies" 
4.  Tb. blz. 129: bron D : Une invitation lezen
5.  Tb. blz. 129: Phrases-clés doornemen/lezen
6.  Uitleg: 2x Toekomende Tijden: Futur proche en Futur simple



Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Gele woordjes
si = als 
on peut  = men kan  (pouvoir = kunnen)
arrêter = stoppen
les vagues = de golven
apprendre = leren

Als je de golven niet kunt stoppen , kun je leren surfen.

Slide 3 - Tekstslide

4TL - donderdag 25/11/2021

  1.   WOOTS! :  Ijking 4TL/3Hv maken:
        Saïd
  2.  WOOTS : PT1F3a-GT maken
        Saïd, Joshja
  3. zoek en verbeter de fouten in de
       zinnen op de volgende dia's:

 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Hoe dan wel?
J'ai une semaine de tests maintenant et je trouve ce muet.
(muet
= stom = niet kunnen praten)
J'ai une semaine de tests maintenant et je trouve ça stupide.

Ecris-moi reviens! = Schrijf mij terug (revenir = terugkomen)
Ecris-moi 




Slide 8 - Tekstslide

Hoe dan wel?
Merci devant ta lettre.
Merci                 ta lettre.

Je cadavre sur ma mère.
Je                           ma mère.



Slide 9 - Tekstslide

Hoe dan wel?
Je vais désagéable Ìbiza(désagréable = naar , vervelend)
Je vais                Ibiza.

Mon grand-père chaudement Jan. (chaudement = warm, heet)
Mon grand-père                             Jan



Slide 10 - Tekstslide

Hoe dan wel?
Je pichet abeille toi dormir  (le pichet = kan      l'abeille = de bij)
Je 

Je troupe.
Je 


Slide 11 - Tekstslide

Hoe dan wel?
J'ai été deux tremper en vacances.  (tremper = -laten- weken)
J'ai été deux                   en vacances.



Slide 12 - Tekstslide

Schema voor de stukjes mondeling: Fiche d'identité
3e onderdeel :
 Hobbies
di. 30/11: Maxime
wo. 1/12: Sven
do. 2/12: Laura
di. 7/12: Joshja
wo. 8/12: Noor
do. 9/12: Fiene
di. 14/12: Saïd
wo. 15/12: Eline


Slide 13 - Tekstslide

Tb. blz. 129

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

de Futur proche 


 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

ik ga eten =
A
je vais manger
B
tu vas manger
C
il va manger
D
nous allons manger

Slide 19 - Quizvraag

jij gaat eten =
A
je vais manger
B
tu vas manger
C
nous allons manger
D
on va manger

Slide 20 - Quizvraag

hij gaat eten =
A
elle va manger
B
il va manger
C
on va manger
D
nous allons manger

Slide 21 - Quizvraag

wij gaan eten =
A
vous allez manger
B
on va manger
C
nous allons manger
D
ils vont manger

Slide 22 - Quizvraag

u gaat eten =
A
on va manger
B
nous allons manger
C
ils vont manger
D
vous allez manger

Slide 23 - Quizvraag

ze gaan uit eten =
A
vous allez manger
B
nous allons manger
C
ils vont manger
D
elles vont manger

Slide 24 - Quizvraag

de Futur simple 


 
van regelmatige
en onregelmatige werkwoorden

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

ik zal laten zien (montrer) = ......
A
je montre
B
je montrerai
C
je montrai

Slide 34 - Quizvraag

hij zal geven (donner) = ....
A
il donne
B
il donna
C
il donnera

Slide 35 - Quizvraag

wij zullen stoppen (finir) = ........
A
nous finissons
B
nous finirons
C
nous finons

Slide 36 - Quizvraag

zij zullen eten (manger) = .....
A
ils mangent
B
ils mangont
C
ils mangeront

Slide 37 - Quizvraag

jullie zullen hebben (avoir) = ....
A
vous avez
B
vous avoirez
C
vous aurez

Slide 38 - Quizvraag

jij zult zijn ( être) = ....
A
tu es
B
tu êtreas
C
tu seras

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Heb je nog een vraag? Stel 'm hier!

Slide 42 - Open vraag

week 41
MAKEN : - Wb. blz. 131: opdr. A 1 t/m 4
                   - Wb. blz. 134: opdr. B 5 t/m 10
                   - inleveren: opdr. 10b  

LEREN :  - Tb. blz. 127: bron B: Phrases-clés N/F leren

Slide 43 - Tekstslide