In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Figuurstukken & Compositie
Arti hoofdstuk 6 en Beeldende Aspecten
Slide 1 - Tekstslide
COMPOSITIE
compositie
Slide 2 - Tekstslide
Wat bedoelen we ook al weer met compositie?
Slide 3 - Open vraag
De volgende 2 vragen gaan over deze afbeelding
Slide 4 - Tekstslide
Dit beeld is:
A
Statisch
B
Dynamisch
Slide 5 - Quizvraag
Dit beeld is:
A
realistisch
B
gestileerd
Slide 6 - Quizvraag
Welke compositie heeft dit schilderij?
A
diagonaal compositie
B
driehoek compositie
C
horizontale compositie
D
a-symetrische compositie
Slide 7 - Quizvraag
Welke compositie heeft dit schilderij?
A
overall compositie
B
driehoek compositie
C
horizontale compositie
D
centrale compositie
Slide 8 - Quizvraag
Welke compositie heeft dit schilderij?
A
overall compositie
B
driehoek compositie
C
vertikale compositie
D
centrale compositie
Slide 9 - Quizvraag
Welke compositie heeft dit schilderij?
A
overall compositie
B
driehoek compositie
C
horizontale compositie
D
centrale compositie
Slide 10 - Quizvraag
Sleep de compositie grondvormen naar de bijpassende plaatjes.
sleep de term naar de bijpassendeafbeeldingen .
horizontaal
over-all
diagonaal
symmetrisch
Slide 11 - Sleepvraag
sleep het kunstwerk naar de bijpassende term
Horizontaal
Verticaal
Diagonaal
Centraal
Overall
Driehoek
Symmetrisch
Slide 12 - Sleepvraag
Tekst
Tekst
Tekst
Sleep de term naar het juiste plaatje.
Symmetrische compositie
Centrale compositie
Horizontale compositie
Slide 13 - Sleepvraag
Figuurstukken
Slide 14 - Tekstslide
Wat is een figuurstuk ook alweer?
A
Een menselijk figuur
B
Een kunstwerk met een mens van kop tot teen erin/erop
C
Een kunstwerk dat een verhaal vertelt met een mens in de hoofdrol
D
Een kunstwerk waarvoor een mens poseert
Slide 15 - Quizvraag
Welke techniek hoort bij welk beeld?
Beeldhouwen
Boetseren
Construeren
Slide 16 - Sleepvraag
Om een super realistisch figuurstuk te maken kan een beeldhouwer ervoor kiezen een mal te gebruiken. Leg in stapjes uit hoe je een beeld kunt maken door gebruik te maken van een mal.
Slide 17 - Open vraag
De volgende vraag gaat over dit schilderij: een figuurstuk geschilderd door Johannes Vermeer
Slide 18 - Tekstslide
Leg uit wat een figuurstuk is en gebruik in je uitleg hiervoor kenmerken van het schilderij van de vorige dia (en hier op de achtergrond).
Slide 19 - Open vraag
de volgende vraag gaat over
Een super réalistisch kunstwerk van Ron Mueck:
De volgende vragen gaat over een super réalistisch kunstwerk van Ron Mueck.
Slide 20 - Tekstslide
Welke kenmerken van een figuurstuk zien we hier terug.
Slide 21 - Open vraag
Wat wil de kunstenaar met dit beeld uitdrukken?
Slide 22 - Open vraag
Barok
Slide 23 - Tekstslide
Kenmerken Barok
extreem realisme
dramatische effecten
sterke licht/donker contrasten (clair obscur)
veel emotie (op gezichten)
veel vaart en beweging en druk kronkelende figuren
dieptebewerking
diagonalen
lichtbron niet zichtbaar
Louis XIV et la famille royale, Jean Nocret, 1670
Slide 24 - Tekstslide
Sleep de bijpassende omschrijvingen in het plaatje.
barok
gotiek
dynamisch
statisch
figuurstuk
licht-donker contrast
abstract
osmaans
relief
20e eeuw
17e eeuw
Slide 25 - Sleepvraag
Renaissance of barok?
Renaissance
Barok
Slide 26 - Sleepvraag
welke kenmerken van het schilderij uit de vorige vraag horen tot de Barok?
Slide 27 - Open vraag
Met het begrip REPOUSSOIR wordt bedoeld:
A
Het over elkaar heen
zetten van dingen.
B
Op de voorgrond donkere vormen plaatsen die de rest van de voorstelling naar achteren duwen
C
Als het niet helemaal
in beeld is.
D
Als er in de voorgrond
iets groots staat.
Slide 28 - Quizvraag
Welk kenmerk van de barok is NIET juist?
A
Theatraal
B
beweging
C
symmetrie
D
Clair obscure
Slide 29 - Quizvraag
Dit is de Trevi-fontein in Rome.
Het is een bekend voorbeeld van de Barok stijl.
Slide 30 - Tekstslide
Noem drie kenmerken van Barok die je in het beeld terugziet.