Tijdsbepalingen met im, am, um & stukje modale ww

Grammatik im, am, um
im
am
um
seizoenen


dagen van de week

kloktijden
maanden


datum
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatik im, am, um
im
am
um
seizoenen


dagen van de week

kloktijden
maanden


datum

Slide 1 - Tekstslide

Tijdsbepalingen met im, am, um, von ... bis
Tijdsbepalingen geven aan wanneer iets gebeurt. 
In het Duits gebruik je voor tijdsbepalingen vaak:
im Winter
am Montag
um drei Uhr
von fünf bis sieben

Slide 2 - Tekstslide

Sleep naar het goede vak!
- dagdelen, dag van de week, datum
- seizoen, maand
- tijdsduur
- tijdstip
am
im
von ... bis
um

Slide 3 - Sleepvraag

am
im
im
am
um
von ... bis

Slide 4 - Sleepvraag

Ich habe ..... September Prüfung
A
am
B
im
C
um
D
von... bis

Slide 5 - Quizvraag

Ich habe ...... 9 Uhr ..... 10 Uhr Fahrschule
A
um
B
im
C
von bis
D
am

Slide 6 - Quizvraag

Können wir uns ....... vier Uhr treffen?
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 7 - Quizvraag

Ich habe ...... 15. Mai Geburtstag
A
am
B
im
C
um
D
von bis

Slide 8 - Quizvraag

.... wieviel Uhr musst du zur Schule?
A
am
B
im
C
um
D
von bis

Slide 9 - Quizvraag

Wir haben ...... Juli Ferien
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 10 - Quizvraag

Die Party fängt ..... acht Uhr an
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 11 - Quizvraag

Das Festival ist ...... Freitag ...... Sonntag
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 12 - Quizvraag

........ dritten April ist Ostermontag
A
am
B
um
C
im
D
von bis

Slide 13 - Quizvraag

Vul in: im, am, um, von ..... bis
Ich habe .......... 12 Uhr einen Termin.

Slide 14 - Open vraag

Vul in: im, am, um, von ..... bis
Ich habe .......... November einen Termin.

Slide 15 - Open vraag

Vul in: im, am, um, von ..... bis
Ich habe .......... Herbst viel Zeit.

Slide 16 - Open vraag

Hoe goed ken je het onderwerp "tijdsbepalingen" nu?
Ik ken alles
Ik ken niet alles maar wel veel
Ik ken het een beetje
Ik ken niks

Slide 17 - Poll

Slide 18 - Tekstslide

De tweede letter verandert in het enkelvoud naar welke letter?

dürfen, können, mögen
Dure konijnen mogen aaien
A
i
B
u
C
e
D
a

Slide 19 - Quizvraag

Wie lange ....... (dürfen) ihr bleiben?
A
darf
B
darft
C
dürft
D
dürftet

Slide 20 - Quizvraag

Weißt du, ob er Pizza ....... (mögen).
A
mag
B
magt
C
mög
D
mögt

Slide 21 - Quizvraag

Frau Bechinka, das ...... (können) Sie doch nicht machen.
A
kannen
B
können
C
konnen
D
könnt

Slide 22 - Quizvraag

Zoek de juiste vormen van het werkwoord mögen bij elklaar!
Er blijven twee vormen over!
ich              du            er sie es         wir                ihr            sie Sie
ich
du
er sie es
wir
ihr
sie Sie
magst
mag
mögen
mögst
möge
mögen
mögt
mag

Slide 23 - Sleepvraag