BG1 - Module 2 - Les 2

Beroepsgericht 1

Module 2 - Les 2
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
BeroepsgerichtMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Beroepsgericht 1

Module 2 - Les 2

Slide 1 - Tekstslide

Lesindeling BG1 - Module 2
De lessen zijn vormgegeven op basis van de theorie uit het boek Methodiek (thema 1 en 2)

  • Lesweek 1: Hoofdstuk 1 - Sociaal-Agogisch werk
                               Hoofdstuk 2 - Werken in de maatschappelijke zorg
  • Lesweek 2: Hoofdstuk 3 - Ontwikkelingspsychologie, wat is dat?
  • Lesweek 3: Hoofdstuk 4 - Baby’s en peuters
  • Lesweek 4: Hoofdstuk 5 - Kleuter en schoolkind
  • Lesweek 5: Hoofdstuk 6 - Puber en adolescent
  • Lesweek 6: Hoofdstuk 7 - Volwassene en oudere
  • Lesweek 7: Hoofdstuk 8 - Problemen in de ontwikkeling deel 1 
  • Lesweek 8: Hoofdstuk 8 - Problemen in de ontwikkeling deel 2

Slide 2 - Tekstslide

Lesverloop
De lessen:
  • (ongeveer) 1 uur theorie (uitleg/input/opdrachten)
  • 30 minuten werken aan meetmoment Levenslijn

Slide 3 - Tekstslide

Vandaag
Vandaag behandelen we het eerste hoofdstuk van thema 2.

Boek: Methodiek
Thema 2: Oriëntatie op de mens en zijn ontwikkeling
Hoofdstuk 3: Ontwikkelingspsychologie, wat is dat?

Slide 4 - Tekstslide

Ontwikkelingspsychologie: wat is dat?
Psychologie: Wetenschap die het menselijk gedrag bestudeert.
  

“Wetenschap die zich zowel bezig houdt met het gedrag van mensen als de gevoelens en gedachten die ze hebben bij het ervaren van hun gedrag en de omstandigheden waarin dit plaats vindt”     Bron: J. Rigter: Het palet van de psychologie

Ontwikkelingspsychologie: Wetenschap die het gedrag bestudeert van de mens in de verschillende fasen van zijn ontwikkeling (cognitief/fysiek/sociaal)


Slide 5 - Tekstslide

Ontwikkelingspsychologie en MZ
Als beroepskracht MZ voer je veel verschillende taken uit. 

Waar je ook werkt, je stimuleert en begeleidt jongvolwassenen, volwassenen of ouderen in hun ontwikkeling en welbevinden.



Slide 6 - Tekstslide

Hoe mensen zich ontwikkelen
Ontwikkelen wil zeggen dat sprake is van een verandering. Die verandering kan een vooruitgang of verbetering inhouden, maar kan ook krimp, achteruitgang en afbraak omvatten.
Door aanleg- en omgevingsfactoren en door zelfbepaling verloopt de ontwikkeling per individu verschillend.

Wanneer sprake is van vooruitgang, dan zijn drie processen daarvoor verantwoordelijk:
  1. Groeiprocessen: dit betreft de lichamelijke groei die het gevolg is van celdeling;
  2. Leerprocessen: dit betreft het verwerven van theoretische, praktische en sociaal-emotionele kennis en vaardigheden;
  3. Rijpingsprocessen, kortweg rijping: dit betreft het ‘ergens aan toe zijn’, je bent er wel of niet aan toe om iets te leren.




Slide 7 - Tekstslide

Bekende ontwikkelingspsychologen 
Een belangrijke ontwikkelingspsycholoog was Jean Piaget (1896-1980). Piaget kwam erachter dat kinderen pas op een bepaalde leeftijd eraan toe zijn om een bepaalde vaardigheid te leren.


Erik Erikson (1902- 1994), richtte zich op de verschillende stadia in de psychosociale ontwikkeling.
In ieder stadium staat er een bepaald conflict centraal.                                                                      >>>

Slide 8 - Tekstslide

Ontwikkelingsfasen (zoals omschreven in het boek)
Ontwikkelingsfasen: Periodes die in het leven van de mens onderscheiden kunnen worden. Bij elke periode horen specifieke kenmerkende gedragingen.
  • Ongeboren kind (prenatale fase: 40 weken)
  • Zuigeling (0-18 maanden)
  • Peuter (18 maanden – 4 jaar)
  • Kleuter (4 – 6 jaar)
  • Schoolkind (6 – 12 jaar)
  • Puber (12 – 17 jaar)
  • Adolescent (17 – 22 jaar)
  • Volwassene (22– 67 jaar)
  • Oudere mens (67 jaar en ouder)

Slide 9 - Tekstslide

Ontwikkelingstaken & -aspecten
Ontwikkelingstaken: stappen die ieder kind (0-19 jaar) in zijn ontwikkeling moet nemen om een stap verder te komen in die ontwikkeling.

Voorbeeld
Een ontwikkelingstaak van de baby is bijvoorbeeld het leren communiceren. Als een baby erin slaagt deze ontwikkelingstaak goed uit te voeren, is hij compententer geworden. Een nieuwe ontwikkelingstaak wacht op hem: het leren begrijpen van de wereld. Ook het goed uitvoeren van deze ontwikkelingstaak maakt hem weer competenter.

Als jij je verdiept in de ontwikkeling van de mens, zijn er weer verschillende aspecten in de ontwikkeling: de ontwikkelingsaspecten.

Slide 10 - Tekstslide

Ontwikkelingsaspect
De ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling
Lichamelijke groei of achteruitgang, motorische ontwikkeling, zintuiglijke ontwikkeling.
Cognitieve ontwikkeling
Ontwikkeling van het denken, het geheugen en de taal. Ook wel: verstandelijke ontwikkeling.
Sociale ontwikkeling
Ontwikkeling van de omgang met anderen, ontwikkeling van acceptatie van anderen en ontwikkeling van sociaal gedrag.
Persoonlijkheidsontwikkeling
Vorming van de eigen identiteit, ontwikkeling van de eigen wil, de eigen opvattingen en de ontwikkeling van mannelijk en vrouwelijk gedrag.
Emotionele ontwikkeling
Ontwikkeling van gevoelens van (basis)vertrouwen en veiligheid.
Seksuele ontwikkeling
Ontwikkeling van seksueel gedrag, ontwikkeling van lichaams- en lustbeleving, ontwikkeling van waardering voor eigen lichaam.

Slide 11 - Tekstslide

Voorkennis activeren

Slide 12 - Tekstslide

Interne factoren
Externe factoren
Directe omgeving
Aangeboren
Erfelijkheid
Culturele factoren
Ingrijpende levens-gebeurtenissen

Slide 13 - Sleepvraag

Interne factoren: Er is sprake van een bepaalde aangeboren geschiktheid. Een deel van deze aangeboren geschiktheid komt voort uit het erfelijk materiaal dat een kind meekrijgt van zijn ouders. Zo worden uiterlijke kenmerken van de mens in grote mate door erfelijke eigenschappen bepaald. Maar ook talent op het gebied van wiskunde, muziek of kunst wordt erfelijk overgedragen van ouders op kinderen.

Externe factoren:
  • de directe omgeving (bijvoorbeeld het gezin, de kinderopvang, leeftijdsgenoten, vrienden, collega’s, de buurt, het wonen in een seniorenflat);
  • sociale en economische factoren (bijvoorbeeld de school en het soort onderwijs, opgroeien in rijkdom of armoede, wel/geen mogelijkheden sport te beoefenen, wel/geen goed pensioen);
  • culturele factoren (bijvoorbeeld de tijd waarin je leeft en opgroeit, de waarden en normen van je ouders en de waarden en normen van de samenleving waarin je leeft en woont);
  • ingrijpende levensgebeurtenissen. Ingrijpende levensgebeurtenissen kunnen van grote invloed zijn op de ontwikkeling van de mens. De oorzaak ligt voor de hand: niet-alledaagse, buitengewone gebeurtenissen grijpen diep in. Het kan hierbij gaan om crisissituaties zoals ziek worden, geweld in de thuissituatie, verlies van de partner of gehandicapt raken, maar het kan ook gaan om positieve gebeurtenissen zoals ‘uit de kast komen’, trouwen of een kind krijgen, een gewenste baan krijgen.



Interne factoren
Al vanaf de geboorte staat bij elk kind vast wat zijn in aanleg gegeven mogelijkheden en beperkingen in het leven zijn. Er is sprake van een bepaalde aangeboren geschiktheid. 
Een deel van deze aangeboren geschiktheid komt voort uit het erfelijk materiaal dat een kind meekrijgt van zijn ouders. 

Zo worden uiterlijke kenmerken van de mens in grote mate door erfelijke eigenschappen bepaald. 
Ook talent op het gebied van wiskunde, muziek of kunst wordt erfelijk overgedragen van ouders op kinderen.
  • De directe omgeving: bijv. het gezin, de kinderopvang, leeftijdsgenoten, vrienden, collega’s, de buurt, het wonen in een seniorenflat;
  • Sociale en economische factoren:  bijv. de school en het soort onderwijs, opgroeien in rijkdom of armoede, wel/geen mogelijkheden sport te beoefenen, wel/geen goed pensioen;
  • Culturele factoren: bijv. de tijd waarin je leeft en opgroeit, de waarden en normen van je ouders en de waarden en normen van de samenleving waarin je leeft en woont;
  • Ingrijpende levensgebeurtenissen: bijv. crisissituaties zoals ziek worden, geweld in de thuissituatie, verlies van de partner of gehandicapt raken, maar het kan ook gaan om positieve gebeurtenissen zoals uit de kast komen, trouwen of een kind krijgen, een gewenste baan krijgen.



Externe factoren (milieu)

Slide 14 - Tekstslide

Zelfbepaling
Zelfbepaling hangt samen met de keuzes die je in je leven maakt. 
Hoe ouder een kind is, hoe groter zijn vermogen meestal is om richting te geven aan zijn eigen ontwikkeling. 
Bij een oudere (67+) kan het vermogen tot zelfbepaling weer afnemen, zeker als iemand last krijgt van dementie.




Zelfbepaling voor volwassenen (22-67 jaar):
- Wel of niet verder leren voor een bepaald beroep;
- Wel of niet trouwen en/of samenwonen of geen van beide;
- Wel of geen kinderen krijgen. 
Zelfbepaling voor ouderen (67+):
- Wel of niet actief naar een andere partner zoeken na het overlijden van de eigen partner;
- Wel of niet eerder stoppen met werken;
- Wel of niet verhuizen naar een aanleunwoning of seniorenhuisvesting.

Slide 15 - Tekstslide

Ontwikkelingsmogelijkheden
Als een kind geboren wordt, beschikt hij over bepaalde aangeboren vermogens (ontwikkelingsmogelijkheden). 
Of een kind de kans krijgt om de aangeboren vermogens te benutten, hangt af van zijn omgeving. De omgeving kan een kind belemmeren of stimuleren in zijn ontwikkeling. 

Geen enkel kind ontwikkelt zich vanzelf, er zijn bepaalde voorwaarden nodig. Wordt aan deze voorwaarden niet voldaan, dan is de kans groot dat het kind een ontwikkelingsachterstand oploopt. Ook kan het kind op allerlei gebieden problemen krijgen. 

Slide 16 - Tekstslide

Welke voorwaarden denk jij dat er nodig zijn voor een kind om tot ontwikkeling te komen?

Slide 17 - Open vraag

Voorwaarden tot ontwikkeling
  • Een kind moet zich veilig en vertrouwd voelen bij de opvoeder;
  • Er moet zowel verbaal als non-verbaal contact zijn tussen opvoeders en kind;
  • Er moet een stimulerende omgeving zijn;
  • Een kind moet de gelegenheid krijgen om zelf te onderzoeken;
  • Een kind moet de mogelijkheid hebben om te spelen;
  • Een kind moet voldoende bewegingsvrijheid krijgen;
  • Een kind moet veiligheid en grenzen worden geboden.

Slide 18 - Tekstslide

Ontwikkelings-fasen
Ontwikkelings-taken
Ontwikkelings-aspecten
Interne- en externe factoren
Zelfbepaling
Ontwikkelings-mogelijkheden
Aangeboren vermogen om zich te kunnen ontwikkelen.
Aangeboren en het milieu.
Stappen die ieder kind in zijn ontwikkeling moet nemen om een stap verder te komen in die ontwikkeling.
Periodes die het leven van de mens onderscheiden.
De keuzes die men in het leven maakt.
Zes verschillende deelgebieden in de ontwikkeling.

Slide 19 - Sleepvraag

Verwerkingsopdrachten
Thema 2 - Hoofdstuk 3
Groep aanmaken via ThiemeMeulenhoff licentie:
In het boek Methodiek via je online licentie ThiemeMeulenhoff maak je onderstaande opdrachten:

Verwerkingsopdrachten niveau 3/4
2A t/m 2D
3A + 3B
4A + 4B

Wanneer je dit af hebt laat je dit bij de docent checken. 

Slide 20 - Tekstslide

Werken aan het meetmoment

Slide 21 - Tekstslide

BG1 en meetmoment levenslijn
Je gaat met een groep van minimaal 2/maximaal 3 studenten een levenslijn maken. Een levenslijn is één lijn waarop alle leeftijden (ontwikkelingsfasen) worden genoteerd.


De levenslijn loopt van 0 tot 100 jaar. Alle ontwikkelingsaspecten en ontwikkelingstaken moeten hierin worden beschreven per ontwikkelingsfase. In de lessen BG wordt hier aandacht aan besteed.
Raadpleeg bij deze opdracht ook je boek Methodiek (thema 2).

Naast de levenslijn maak je een verslag. Hierin werk je de informatie die op de levenslijn staat genoteerd, verder uit.


Slide 22 - Tekstslide

BG1 en meetmoment levenslijn
Wat komt er in de levenslijn aan bod:
- Je benoemt met welke groepsgenoten je de opdracht hebt gemaakt;
- Je maakt online/op papier een levenslijn van 0-100 jaar;
- Je noteert alle ontwikkelingsfasen op de levenslijn, met de bijbehorende leeftijden;
- Je noteert alle ontwikkelingsaspecten per ontwikkelingsfase op de levenslijn;
- Je noteert per ontwikkelingsaspect een bijbehorend voorbeeld van een ontwikkelingstaak;
- Je maakt een verslag waarin je de informatie van de levenslijn verder uitwerkt;
- Je noteert alle informatie in eigen woorden. Bij een te hoge plagiaatscore wordt dit gezien als fraude.

Kijk goed naar de criteria zodat je weet waar je inhoudelijk op beoordeelt wordt.


Slide 23 - Tekstslide