Future

• Engels
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 1

Future tense

Lesson aims

• After this lesson you will know how to use the future tense using the word will
• After this lesson you will know  how to ask questions in the future tense using the word will 
• After this lesson you will know how to make denial sentences in the future tense using will

Will + full verb

Wanneer gebruik je voor de toekomende tijd will? 

• Als je niet zeker weet of iets gaat gebeuren in de toekomst 
• Wanneer er iets spontaan gebeurd

Wat is de vertaling?

• In het Nederlands vertaal je will naar zullen of zal

Voorbeelden 

• In the future, I will be a pilot 
• When she grows up, she will live in England 
• In a few years, I'll travel to South-Africa

Ontkenning met will

Hoe maak je een ontkenning in de toekomende tijd met will?

• Will not + full verb
• Won't + full verb

Voorbeelden

• They will not go to the cinema tomorrow.
• She won't eat pasta tonight. 
• We won't be at your party next week. 

Vragen met will

Wanneer maak je vragen met will?

• Wanneer je wil weten of er iets zal gaan gebeuren in de toekomende tijd. 

Hoe maak je een vraag in de toekomende tijd met will?

• Zet will aan het begin van de zin
• Het onderwerp komt na will

Voorbeelden 

Zullen jullie aankomende zomer op vakantie gaan naar London?

- Will you go to London this summer? 

Zullen we wandelen met de honden morgen?

- Will we walk the dogs tomorrow? 

Hoe zeg je:
Over een paar jaar zullen we heel rijk zijn.

1. In a few years, we WERE very rich.
2. In a few years, we ARE very rich.
3. In a few years, we WILL BE very rich.
4. In a few years, we WON'T be very rich.

Kies de juiste vorm van WILL:
They ..... find the gold. They don't have a map.

1. will not
2. will
3. 'll

Hoe zeg je (meerdere antwoorden mogelijk):
Morgen zal hij naar de winkel lopen.

1. Tomorrow, he WILL WALK to the store.
2. Tomorrow, he'LL WALK to the store.
3. Tomorrow, he WALKS to the store.
4. Tomorrow, he WALKED to the store.

Kies de juiste vorm van WILL:
He ....... fail the test. He studied hard.

1. will
2. won't
3. 'll

Kies de juiste vorm van WILL:
She .... become a professor. She is very smart.

1. won't
2. will not
3. will

Maak deze zin vragend:
You will be an actress when you grow up.

Hoe goed snappen jullie nu de future tense met will + full verb?

😒🙁😐🙂😃

Waarmee kan je nu aan de slag?

Zie de planner van ITSlearning (deze week) voor oefeningen!