De maatschappij in de nieuwe eeuw 22-23 k5

De maatschappij in de nieuwe eeuw
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

De maatschappij in de nieuwe eeuw

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

inhoud
syllabus (zelfstandig gebruiken als check)
invloed fotografie
het gevoel
filosofie en psychologie
technologische ontwikkeling
nieuwe opdrachtgevers
nieuwe levenshouding kunstenaars 
politieke onrust en een groeiende kloof 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

syllabus
4.2.3 Cultuur van het moderne in de eerste helft van de twintigste eeuw
Accenten binnen het onderwerp:
 avantgardistische stromingen;
 expressie en abstractie;
 architectuur: functionalisme;
 ontwikkelingen in de kunsten in Rusland (bijvoorbeeld constructivisme);
 psychologisch realisme (Konstantin Stanislavski) en episch theater (Bertolt Brecht);
 vernieuwing van de academische dans (bijvoorbeeld Les Ballets Russes) en ontstaan moderne theaterdans (bijvoorbeeld Isadora Duncan, Martha Graham); dansrages;
 expressionisme en atonaliteit in de muziek;
 ontstaan nieuwe muzieksoorten: blues en jazz;
 ontwikkelingen en experimenten binnen film (bijvoorbeeld Sergei Eisenstein, Duits expressionisme, Hollywoodgenres en animaties)

Slide 3 - Tekstslide

aandachtspunten bij het leren voor de toets/examen. Zorg dat je begrippen kunt uitleggen en stromingen herkent. Waar staan ze voor en waarom past het bij modernisme? 
Kunst en religie, levensbeschouwing
– Visies op geschiedenis: breuk met het verleden.
– ‘Ontdekking’ van het onderbewuste (Sigmund Freud), esoterische stromingen, filosofische benaderingen versus christelijk mens- en wereldbeeld.
– Utopieën van een nieuwe tijd: kunst is baanbreker voor die nieuwe tijd; kunst wil maatschappij veranderen.
– Kunst heeft geestelijke waarde en universele betekenis: op zoek naar essentie, abstractie.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunst en esthetica (wat is schoonheid) 
– Van het materiële naar het geestelijke: verwerping natuurgetrouwheid (bijvoorbeeld kubisme); vorm, verhouding (bijvoorbeeld Piet Mondriaan, De Stijl).
– Uitdrukking van het innerlijke van de kunstenaar.
– Theorievorming (bijvoorbeeld futuristisch manifest, Der Blaue Reiter, An Actor Prepares, twaalftoonstechniek, Rudolf von Laban).
– Originaliteit als criterium.
– Kruisbestuiving tussen verschillende disciplines, samen met een groep gelijkgestemden het nieuwe brengen.
– Form follows function (bijvoorbeeld Louis Sullivan, Hendrik Petrus Berlage, Frank Lloyd Wright), morele aspecten van verwerpen van decoratie (Adolf Loos).
– Anti-establishment en anti-kunst (bijvoorbeeld Futuristen, Dada, Erik Satie).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunstenaar en opdrachtgever; politieke en economische macht
– Maatschappelijke verhoudingen staan ter discussie (bijvoorbeeld socialisme, nationalisme versus internationalisme, eerste feministische golf en emancipatie van de vrouw).
– Opleiding: ontstaan van niet-traditionele academies met een onderzoekende, experimentele houding (bijvoorbeeld Bauhaus); zelfstandige gezelschappen (podiumkunsten).
– Opdrachtgevers: mecenaat en particuliere verzamelaars (bijvoorbeeld Helene Kröller-Müller) steunen de onafhankelijkheid van kunstenaars en hun zoeken naar nieuwe mogelijkheden; ‘derden’ organiseren optredens en tournees (bijvoorbeeld Sergei Diaghilev); kunstgalerieën.
– Politiek en kunst: propaganda en/of kritiek; verboden kunst (bijvoorbeeld Entartete Kunst).
Kunst en vermaak
– Film als amusement (bijvoorbeeld musicalfilm, Disney animaties).
– Theatershows (bijvoorbeeld: revue, cabaret, circus, musical, showdans).
– Moderne gezelschapsdans uit de VS (bijvoorbeeld charleston) en Engeland (bijvoorbeeld ballroomdansen.
– Muziek: blues, ragtime, jazz, rhythm and blues, swing.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kunst, wetenschap en techniek
– Kunst probeert de werkwijze van wetenschap te hanteren: grondslagen- en bronnenonderzoek.
– Kunst als 'laboratorium' (bijvoorbeeld Bauhaus); onderzoek nieuwe materialen (bijvoorbeeld gewapend beton) en toepassingen ervan.
– Experimenten met elektrisch licht in het theater (bijvoorbeeld Loïe Fuller) en met vorm en beweging in de ruimte (bijvoorbeeld Oskar Schlemmer).
– Experimenten met bewegend beeld (bijvoorbeeld Luis Buñuel, Man Ray).
– Experimenten met klank (bijvoorbeeld Sprechgesang) en klankbronnen (bijvoorbeeld lawaaimachines, elektrische gitaar).
– Ontwikkeling opnametechnieken en distributie (radio, grammofoon, geluidsfilm).

Kunst intercultureel
– Westerse blik op andere culturen; exotisme en primitivisme: verheerlijking van het primitieve en zuivere leven (bijvoorbeeld Josephine Baker), kritiek op de eigen cultuur (bijvoorbeeld Paul Gauguin).
– Niet-Europese invloeden op kunstenaars (bijvoorbeeld Henri Matisse, Antonin Artaud, Ruth St. Denis, Igor Stravinsky).
– Waardering van de Afro-Amerikaanse muziek (jazz).
– Onderzoek volkscultuur (bijvoorbeeld Béla Bartók).

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

invloed fotografie/groeiende belangstelling film


Voor sommige schilders is fotografie een concurrent, voor anderen een bevrijding. Leg uit.

Slide 8 - Tekstslide

midden 19e eeuw ondekking fotografie. Voor sommige schilders is fotografie een concurrent., voor anderen een bevrijding leg uit: Tot aan het onstaan van fotografie werd schilderkunst beschouwd als een venster op een naturalistische wereld. Het thema kwam uit het hoofd van de kunstenaar maar de uitwerking moest realistisch zijn. Tweede helft 19e eeuw verander dit. 
Impressionisme
1870-1905

het licht van het moment in snelle toetsen te vangen. De impressie telt. 
Claude Monet, Impression, Soleil Levant, 1872

Slide 9 - Tekstslide

deels geïnspireerd door fotografie. kunstenaars willen de wereld objectief weergeven door het licht van het moment in snelle toetsen te vangen. De impressie telt. 
Kenmerken Impressionisme
  1. Impressie (waarneming, moment): schetsmatige werkwijze. Snel geschilderd, nat-in-nat techniek, grove toets.
  2. Thema's uit het eigentijdse leven: gewone mensen, locaties waar eigentijdse leven zich afspeelt.
  3. Licht en kleurgebruik: pure kleuren, op doek mengen, kleurcontrasten.
  4. En plein air schilderen: in de buitenlucht (dankzij de verftube).
  5. Invloed fotografie: genomen foto in atelier geschilderd, afsnijdingen.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Claude Monet, Kathedraal van Rouen, 1890-1894
Impressie (waarneming, moment)
Licht en kleurgebruik
En plein air schilderen

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

het gevoel

Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

POSTIMPRESSIONISME
Cezanne: moeite met impressionistische toevallige composities
Seurat: ideeën over kleur en waarneming te vaag en experimenteert met strenge aanpak.
Gauguin: mist intellectuele inhoud
Van Gogh: mist de emotie

Slide 13 - Tekstslide

postimpressionisten breken niet alleen met de gladde (traditionele) manier van werken, maar ook met de realistische weergave van de wereld. 

Cezanne: moeite met impressionistische toevallige composities
Seurat: ideeën over kleur en waarneming te vaag en experimenteert met strenge aanpak.
Gauguin: mist intellectuele inhoud
Van Gogh: mist de emotie
Voortborduren op impressionisme maar meer experiment in vorm en kleur

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pointillisme
-Alledaagse onderwerpen
-Statische composities
-Werk in atelier
-Optische kleurmenging
- Kleurcontrasten


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Cezanne
-Verschillende aanzichten
( grondlegger kubisme)
-Alle natuurvormen zijn terug te brengen naar geometrische vormen : 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Gaugain
- Werkt vanuit herinnering en verbeelding ipv natuur en werkelijkheid
Stemming en gevoelens.
-Aardse paradijs, inheemse culturen, Haiti
- Scherpe omlijning, vervormingen, felgekleurde vlakken

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

van Gogh

-Schildert de wereld zoals hij die ziet, beleeft
- Heldere kleuren,
-Grove verftoets

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symbolisme
1885 - 1900

Slide 19 - Tekstslide

symbolisme is de aankondiging van het modernisme. 

Slide 20 - Tekstslide

kunst is een emotionele ervaring. Het gaat er niet om hoe iets gezien wordt, maar hoe het gevoeld wordt. De betekenis van een voorstelling is privé en alleen voor de kunstenaar geldend. Voorstellingen zijn vaak raadselachtig en vreemd. Thema's uit literatuur/dromen en mythologie. Fascinatie voor lijden en dood. 

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

begin massacultuur> film

Slide 22 - Tekstslide

eind 19e eeuw maakt Muybridhe een studie naar beweging door foto's snel achter elkaar te plaatsen> hiermee heb je de illusie van beweging. Geboorte van de film en Thomas Edison bouwt de eerste filmstudio. Vervolgens ontwikkelen gebroeder lumiere eigen projectiemachine. Film ontwikkelt 
filosofie en psychologie
Grote denkers aan het begin van de 20ste eeuw


Kunstenaars lieten zich ook inspireren door vernieuwende denkers aan het begin van de 20ste eeuw. 

Freud/Nietzsche/Marx

Slide 23 - Tekstslide

Freud: In het onderbewustzijn is men wie ze werkelijk zijn en huizen ook seksuele driften. Veel kunstenaars verwerpen het rationele en willen zich door dit onderbewuste laten leiden. 

Nietsche: de mens is te ver afgedrevan van zijn onbevangen natuur, van onze oerdriften. Men moet zich individualistisch opstellen, niet meelopen met de kudde. Als je je eigen weg kiest ben je een übermensch. Dit individualisme vinden kunstenaars aantrekkelijk. 

Marx: de maatschappij ontwikkelt zich via een klassenstrijd. Bourgeoisie versus proletariaat. Deze kapitalistische maatschappij zal vervangen worden door een socialistische en het ideaal is een klassenloze communistische maatschappij. Oproep tot revolutie >rusland val tsarenregime. 
Darwin ontleent zijn roem aan zijn theorie dat evolutie van soorten wordt gedreven door natuurlijke selectie. Survival of the fittest. De sterksten zullen overleven en zich verder ontwikkelen.
De grondlegger van de psychoanalyse. In 1899 verscheen zijn boek 'Die Traumdeutung', over de relatie tussen het onbewuste en de inhoud van dromen. In dromen zouden verborgen boodschappen van het onderbewustzijn zitten: dromen zijn verkapte vervullingen van onbewuste wensen. Door dromen te analyseren kon men dus dingen over het onbewuste te weten komen.
De grondlegger van de quantummechanica. In het kort is dat onderzoek naar het grootst denkbare deel van het universum en het meest kleine denkbare deeltje. Hij was op zoek naar de essentie van de dingen om zich heen.

Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

technologische ontwikkelingen
telefonie
lijndiensten scheepsvaart
massaproductie auto
röntgen
nieuwe materialen en giettechnieken
elektriciteit
GEVOLG> MAATSCHAPPELIJK OPTIMISME

Slide 25 - Tekstslide

technologische ontwikkelingen zijn een van de oorzaken van het ontstaan van een moderne tijdsgeest. 

Het verkleint de wereld. 

De stroom van uitvindingen ontketend ongekend maatschappelijk optimisme. Kunstenaars hebben hierdoor ook het gevoel dat ze op een kantelpunt in de geschiedenis staan. 
nieuwe opdrachtgevers
salon/ salon des refusés
verzamelaars en particuliere handelaren

Slide 26 - Tekstslide

Franse revolutie = einde kerk en adel als vaste opdrachtgevers. Staat en bourgeoisie zijn de nieuwe. Salon wordt belangrijke plaats kunsthandel. Daarnaast ook verzamelaars en particuliere handelaren, de visionairen schaffen werk aan van de avant-garde. 
nieuwe levenshouding kunstenaars

Kunstenaarschap is geen beroep maar een levenshouding, een manier van kijken naar zichzelf en de wereld. 
drijfveren; ratio en gevoel

zoeken naar de essentie

Slide 27 - Tekstslide

ze verwerpen academische regels. Zoeken naar essentie en elimineren van wat overbodig lijkt wordt een van de wegen naar abstractie. 

Geen opdrachtgevers maar autonoom werken. Kunst soms als commentaar op autoriteiten (dictatuur verwerpt abstractie omdat ze het argwanen). Zit er geen verborgen boodschap in. 
politieke onrust en groeiende kloof
WO I > protestkunst
sociale kloof
opkomst socialisme
1929> depressie
WO II

Slide 28 - Tekstslide

de gruwelen van de 4 jaar durende loopgraven WO I laten kunstenaars niet onberoerd. De zinloze dood van velen en leugenachtige propaganda van de autoriteit wordt niet vergeten.

arbeiders leven in ongeveer dezelfde omstandigheden als in de 19e eeuw. Veel rechten of sociale zekerheid hebben ze niet, maar revue en bioscoop bieden goedkoop vertier. Emigreren naar de vs lijkt een oplossing. In Rusland veroorzaak het socialisme een revolutie. 

Jaren 30 economische crisis. Over de hele wereld meer armoede en werkeloosheid. Duitsland moet herstelbetalingen doen voor WO I. Burgers daar worden dus extra hard getroffen en voedingsbodem voor opkomend nationaal socialisme. Hitler en Mussolini grijpen de macht. 

WO II breekt uit. en de Holocaust vind plaats. Veel kunstenaars vluchten uit Europa = einde cultuur van het moderne.