oncologie; leukemie en lymfoom

Leukemie
= Een vorm van bloedkanker door woekering van kwaadaardige witte bloedcellen (leukocyten)  in het beenmerg.

Door die woekering in het beenmerg kunnen de gezonde bloedcellen niet gevormd worden.
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

Onderdelen in deze les

Leukemie
= Een vorm van bloedkanker door woekering van kwaadaardige witte bloedcellen (leukocyten)  in het beenmerg.

Door die woekering in het beenmerg kunnen de gezonde bloedcellen niet gevormd worden.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedcellen
In het beenmerg worden vanuit de stamcellen de  bloedcellen gevormd:
  • rode bloedcellen (erytrocyten); O2 
  • witte bloedcellen (leukocyten); afweer 
  • bloedplaatjes (trombocyten); stolling


Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bloedcellen
Alleen de leukocyten zijn verder onderverdeeld in:
  • granulocyten (opnemen/opeten bacteriën en schimmels ) 
  • lymfocyten (produceren afweerstoffen)
  • monocyten (doden en ruimen schadelijke micro-organismen op)

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten
Er bestaan verschillende soorten leukemie. 
Ze worden onderscheiden door:


  • snelheid van de ontwikkeling
  1. acuut;  cellen zijn onrijp
  2. chronisch; opeenhoping cellen

  • type kwaadaardige bloedcel
  1. lymfatisch 
  2. myeloïd
        

Slide 4 - Tekstslide

Lymfoïde stamcellen zijn de cellen waaruit lymfocyten ontstaan. 
Myeloïde cellen zijn stamcellen die als tussenvorm gezien kan worden bij de ontwikkeling van granulocyten en monocyten
Soorten
Dat levert 4 vormen op:

  1. acute myeloïde leukemie (AML)
  2. chronische myeloïde leukemie (CML)
  3. acute lymfatische leukemie (ALL)
  4. chronische lymfatische leukemie (CLL).

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wie wat waar
  • acute myeloïde leukemie (AML);  man >60 jaar,  Down syndroom
  • chronische myeloïde leukemie (CML); man >50 jaar
  • acute lymfatische leukemie (ALL); vooral kind 0-14 jaar
  • chronische lymfatische leukemie (CLL); meest voorkomend

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Acute leukemie (AML en ALL)

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen acute leukemie (AML / ALL)

Slide 8 - Tekstslide

Huidbloedinkjes bij trombocytopenie (= tekort aan trombocyten, bloedplaatjes)

Koorts, infecties door leukopenie (=tekort aan "volwassen" leukocyten, witte bloedcellen)

Anemie (=ijzertekort) door tekort aan erytrocyten (rode bloedcellen)

opgezette lymfeklieren door ophoping van de cellen

Milt/leverproblemen door verhoogde afbraak van bloedcellen
Diagnose acute leukemie (AML en ALL)

  • anamnese
  • lichamelijk onderzoek
  • bloedonderzoek
  • beenmergonderzoek (punctie uit bekken, kijken naar: hoeveelheid cellen en vorm en structuur)



Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling acute leukemie 
Acute myeloïde leukemie

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling acute leukemie 
Acute lymfatische leukemie

Slide 11 - Tekstslide

Op dit moment kan de behandeling van acute lymfatische leukemie twee tot drie jaar duren. De behandeling verdelen we onder in drie fasen:
  1. eerste fase (de inductiefase): het doel is om geen kwaadaardige cellen meer aan te kunnen tonen in het bloed (prednison/chemo)
  2.  tweede fase (de consolidatiefase): het doel is dat de kwaadaardige cellen wegblijven (chemo/stamcel)
  3.  derde fase (de onderhoudsfase): het doel is dat de ziekte niet meer terugkeert (combi)

Chronische myeloïde leukemie  1
Chronische myeloïde leukemie = woekering van granulocyten

3 fasen! Indeling maakt men op basis van het % kwaadaardige leukemiecellen in het bloed en  beenmerg. 

  1. chronische fase: <10% cellen
  2. acceleratiefase: 10-19% cellen
  3. blastaire fase: > 20% cellen


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chronische myeloïde leukemie  2
Bij >95% van de zorgvragers is een abnormaal chromosoom aanwezig: het Philadelphia-chromosoom = verwisseling van genen op chromosoom 22 en 9. Dit gen zorgt voor afwijkende celgroei, waardoor kankercellen gevormd worden.

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Chronische lymfatische leukemie
Chronische lymfatische leukemie = woekering van lymfocyten
Lymfocyten worden onderverdeeld in:
  • B-cellen
  • T-cellen
  • Natural killer-cellen
In vrijwel alle gevallen zijn de rijpe B-cellen verantwoordelijk 

Meest voorkomende vorm van leukemie!



Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen chronische leukemie 
(CML en CLL)

Chronische leukemie ontwikkelt zich relatief langzaam waardoor men in de beginfase van de ziekte vaak geen symptomen heeft.
Als symptomen ontstaan zijn ze vergelijkbaar met die van de acute vorm.

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagnose chronische leukemie (CML en CLL)


Vergelijkbaar met die van de acute vorm!

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling chronische myeloïde leukemie


  • Imatinib;  remt de activiteit van het eiwit dat aanwezig is bij de zorgvragers met CML die drager zijn van het Philadelphia-chromosoom. Kan in elke fase van chronische myeloïde leukemie starten en leidt bijna altijd tot herstel (blijft wel aantoonbaar in beenmerg)
  • Chemotherapie
  • Stamceltransplantatie


Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling chronische lymfatische leukemie

  • Expectatief beleid 
  • Immunoglobulinen; tegen kwaadaardige B-cellen
  • Chemotherapie
  • Combinatie van het bovenstaande
  • stamceltransplantatie indien; onvoldoende effect of recidief

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil acute vs chronische
De mate van rijping van de abnormale bloedcellen:

Acuut: de bloedcellen rijpen niet -> onrijpe bloedcellen sterven niet af -> ophoping van onrijpe bloedcellen. Door te weinig rijpe bloedcellen ontstaan dan al binnen enkele weken klachten.
Chronisch: rijpen de bloedcellen nog redelijk goed=> ziekteproces verloopt daardoor veel trager, waardoor klachten lang kunnen uitblijven.


Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 20 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Leukemiepatiënten maken veel bloeddelen aan om ziekteverwekkers te bestrijden. Wat gaat er mis?
A
Geeft teveel rode bloedcellen
B
Er komt een bloedpropje door stolling
C
Geeft veel witte bloedcellen, maar ze werken niet goed
D
Er worden teveel bloedplaatjes gemaakt

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

In welke soort cellen zit de kanker bij leukemie?
A
Botcellen
B
Bloedcellen
C
Levercellen
D
Miltcellen

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij een zorgvrager met leukemie let je extra op een goede hygiëne omdat de zorgvrager vatbaar voor infecties is.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar in het lichaam ontstaat leukemie?
A
Lymfeklieren
B
Schildklier
C
Bijnieren
D
Beenmerg

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke test wordt vaak gebruikt om bloedkanker zoals leukemie te diagnosticeren?
A
Beenmergpunctie
B
Biopsie
C
Colonoscopie
D
PET-scan

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij leukemie worden te veel witte bloedcellen aangemaakt en te weinig rode bloedcellen en bloedplaatjes. Wat kan een gevolg zijn?
A
Vermoeidheid door bloedarmoede
B
Nooit meer ziek
C
Botbreuken
D
Hartklachten

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke behandeling wordt NIET ingezet bij leukemie?
A
Chemotherapie
B
Immunotherapie
C
Operatie
D
Stamceltransplantatie

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest voorkomende vorm van kinderkanker?
A
Acute lymfatische leukemie
B
Acute myeloïde leukemie
C
chronische lymfatische leukemie
D
Chronische myeloïde leukemie

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de meest voorkomende vorm?
A
Acute lymfatische leukemie
B
Acute myeloïde leukemie
C
Chronische lymfatische leukemie
D
Chronische myeloïde leukemie

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Maligne lymfomen

Slide 30 - Tekstslide

lymfomen is ook een vorm van bloedkanker maar bevind zich niet in het beenmerg maar in het lymfesysteem
Lymfomen
Woekering witte bloedcellen in het lymfesysteem; lymfocyten. Lymfocyten bestaan uit:

  • B-cellen
  • T-cellen 
  • Natural Killer-cellen

Slide 31 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hodgkin
Non Hodgkin

Slide 32 - Tekstslide

2 soorten lymfomen
Dokter Hodgkin vs non hodgkin
Dokter Hodgkin heeft 1 bepaalde lymfklierkanker nauwkeurig onderzocht en daar zijn naam aangegeven (1832).

Maar er zijn wel een stuk of 30 andere lymfklierkankers die nadien ‘ontdekt’ werden door even zo veel onderzoekers.
Desondanks is de naam ‘Hodgkin’ behouden gebleven voor deze ‘eerst ontdekte’ lymfklierkanker 


Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Non Hodgkin
Non-Hodgkinlymfoom wordt onderverdeeld in 50 verschillende subtypen. De onderverdeling wordt gemaakt op basis van:

snelheid van de ontwikkeling 
  • agressief lymfoom
  • indolent lymfoom
type lymfocyt
  • B-cel-lymfoom (80-85% van de gevallen)
  • T-cel-lymfoom
  • voorloper cel van een B- of een T-cel





Slide 34 - Tekstslide

Ontstaan onbekend, wel is bekend dat de kans wordt vergroot door onder andere:
  • hiv
  • bepaalde infecties, zoals de ziekte van Pfeiffer en maagzweren;
  • blootstelling aan bestraling
Hodgkin

  • Hodgkin onderscheidt zich van de non-Hodgkin door de aanwezigheid van afwijkende B-cellen, ook wel de Reed-Sternbergcellen genoemd
  • Meestal begint het in een lymfeklier in het bovenste deel van het lichaam; hals, oksel of borstholte
  • Uitzaaiingen via de lymfevaten naar: lymfeklieren, milt, lever of het beenmerg
  • Verspreiding via het bloed komt weinig voor, enkel in een vergevorderd stadium
  • Hodgkin komt vaker voor bij personen tussen de 15 en 35 jaar
  • Ontstaan onbekend....Epstein-Barr-virus? (ziekte van Pfeiffer)



Slide 35 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Symptomen non-hodgkin:

Zeer variërend, van nauwelijks klachten tot ernstig ziek, hangt af van type en ernst
Lokale klachten hangen samen met de lokalisatie, b.v;
  • zwelling in hals, oksel of liezen door vergrote lymfklieren
  • maagpijn door lokalisatie in de maag
  • hoofdpijn en verwardheid door lokalisatie in de hersenen
  • benauwdheid door lokalisatie bij de longen



Symptomen hodgkin:

  • meestal jong-volwassen patiënt
  • pijnloos vergrote lymfklier, meestal nek/sleutelbeen
  • verbreed mediastinum (ruimte tussen hart en longen) op thoraxfoto
B-symptomen (20-30%):
  • koorts, nachtzweten, gewichtsverlies, jeuk, buikpijn

Slide 36 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschillen  

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

stadia lymfomen
  • stadium 1; lymfoom is beperkt tot één plaats in het lichaam
  • stadium 2; meer dan één plaats in het lichaam is aangedaan
  • stadium 3; zowel boven als onder het middenrif zijn lymfeklieren aangedaan
  • stadium 4; organen buiten het lymfesysteem zijn aangedaan (bv. lever of long)


Slide 38 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Diagnose
  • CT-scan om vergrote lymfeklieren te vinden
  • PET-scan; actieve cellen van lymfoom vinden
  • lymfeklierbiopt
  • beenmergpunctie

Slide 39 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling Non-Hodgkin
Een agressief lymfoom reageert beter op behandeling dan een indolent lymfoom. Reden is dat een indolent lymfoom vaker in een laat stadium (III-IV) wordt ontdekt (hoe hoger het stadium, hoe moeilijke de genezing). Daarnaast delen langzaam groeiende cellen zich minder vaak en kunnen  medicijnen dus moeilijker op de groei aangrijpen. 

  • chemotherapie;
  • bestraling 
  • immunotherapie
  • combinatie van de bovenstaande therapieën.

Bij een zich langzaam ontwikkelend lymfoom; expectatief! Toch klachten? Chemotherapie

Slide 40 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Behandeling Hodgkin  

  • combinatie van twee therapieën; chemotherapie en bestraling (radiotherapie)
  • stamceltransplantatie kan worden overwogen bij een zorgvrager jonger dan 65 jaar bij wie
       de chemotherapie en de bestraling niet effectief zijn of bij recidief.


Slide 41 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie Non-Hodgkin
  • Zeer diverse groep van ziektebeelden
  • Lokalisaties lymfklieren, maar ook vaak op andere plaatsen
  • Behandeling wordt bepaald door het type NHL (chemotherapie - radiotherapie)
  • Prognose afhankelijk van type en verschillende risicofactoren bij de presentatie: sommige zijn uitstekend te genezen, andere vormen meer beeld van chronische ziekte

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Conclusie Hodgkin
  • Uitstekend te genezen vorm van lymfklierkanker
  • Merendeel van de patiënten heeft weinig symptomen
  • Keuze therapie afhankelijk van stadium en risicoprofiel van de patiënt (Chemotherapie evt. Radiotherapie)
  • Na afloop van behandeling levenslange follow-up

Slide 43 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een lymfoom?
A
Ontsteking lymfeklier
B
Benigne tumor in de milt
C
Maligne tumor van de lymfocyten
D
Tumor van de amandelen

Slide 44 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hodgkin-lymfoom heeft als gevolg:
A
Verminderde afweer en abnormale celgroei lymfocyten
B
normale afweer, vooral zwelling klieren door cel ophoping
C
Het optreden van infecties en een verminderde afweer
D
Abnormale celgroei lymfocyten en toename van cellen

Slide 45 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij welk type lymfoom ontstaan grote, afwijkende B-cellen (Reed-Sternbergcellen)
A
Myeloïde lymfoom
B
Hodgkin lymfoom
C
Autoloog lymfoom
D
Peritoneaal lymfoom

Slide 46 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op welke leeftijd komt het Hodgkin lymfoom het vaakst voor.
A
0-15 jaar
B
15-35 jaar
C
36-50 jaar
D
70-90 jaar

Slide 47 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Non-Hodgkin lymfoom ontstaat meestal in .....
A
Het beenmerg
B
De longen
C
De spieren
D
De milt

Slide 48 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Om de diagnose lymfoom te bevestigen voeren we onderzoek uit, welk onderzoek is dit?
A
CT-scan
B
PET-scan
C
beenmergpunctie
D
lymfeklierbiopt

Slide 49 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 50 - Video

Deze slide heeft geen instructies