17-02 2V Spelling leenwoorden

Spelling Leenwoorden
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling Leenwoorden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een leenwoord
Een leenwoord is een woord uit een andere taal dat wij in het Nederlands gebruiken. 

De meeste leenwoorden, die wij in Nederland gebruiken, komen uit het Latijn, Frans, Engels en Duits. Zo komt het woord muur (murus) uit het Latijn, het woord stekker (stecken = stekend bevestigen) uit het Duits en het woord restaurant uit het Frans.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Spelling Franse leenwoorden
  • Zonder accenttekens als een Frans woord gebruikelijk is geworden in het Nederlands: controle, diner, compote, ragout
  • behalve als het nodig is voor de uitspraak: Paté, volière, coûte que coûte 

Slide 4 - Tekstslide

Spelling  Engelse leenwoorden
  • Als één woord: een gebruikelijke samenstelling met één klemtoon, lookalike, parttimer, voicemail
  • Een koppelteken: als het rechterdeel van de samenstelling een Engels voorzetsel is, time-out, sit-up.
  • De delen los bij sommige woordgroepen met twee klemtonen, full speed, total loss, second opinion, low budget

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de juiste spelling?
A
plugin
B
plug-in

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
accountmanager
B
account manager

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
logé
B
loge

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de juiste spelling?
A
charmânt
B
charmant

Slide 9 - Quizvraag

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
affiche
B
cappaciteiten
C
legendarische
D
onmiddelijk

Slide 10 - Quizvraag

Welke woorden zijn juist gespeld?
A
glamour girl
B
café
C
intensive care
D
whip lash

Slide 11 - Quizvraag

Noteer een Nederlands woord voor het onderstreepte leenwoord:

'Deze week verloot de ijssalon tien vouchers ter waarde van 5 euro.

Slide 12 - Open vraag