H2 woorden en uitdrukkingen

Toets h2 woordenschat
Log in op jullie code.
Wacht totdat de toets wordt "uitgedeeld". 
Ga rustig door alle vragen heen. 
Je krijgt voor de toets 10 minuten.
Als je klaar bent: ga verder met de opdrachten of leer de woordenlijst H3
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Toets h2 woordenschat
Log in op jullie code.
Wacht totdat de toets wordt "uitgedeeld". 
Ga rustig door alle vragen heen. 
Je krijgt voor de toets 10 minuten.
Als je klaar bent: ga verder met de opdrachten of leer de woordenlijst H3

Slide 1 - Tekstslide

Toets h2 woordenschat
Let bij het beantwoorden op de juiste schrijfwijze.
Spelfouten worden ook fout gerekend.
Bij meerkeuzevragen geef je het beste antwoord.

Slide 2 - Tekstslide

Toets h2 woordenschat

Slide 3 - Tekstslide

Toets woordenschat H2
Noteer het woord bij de volgende omschrijving of definitie:

Slide 4 - Tekstslide

Rijm waarbij de beginmedeklinkers van woorden hetzelfde zijn.

Slide 5 - Open vraag

Vierhoek waarvan de overstaande zijden evenwijdig zijn.

Slide 6 - Open vraag

het voorwerp dat als kenmerk aan iets of iemand wordt verbonden

Slide 7 - Open vraag

prototype

Slide 8 - Open vraag

Proefoptreden voor deelname aan toneel, ballet, muziekevenement.

Slide 9 - Open vraag

fameus
A
beroemd
B
belangrijk
C
populair
D
fantasievol

Slide 10 - Quizvraag

Als je de kool en de geit wilt sparen dan:
A
kost iets veel moeite; komt moeilijk tot stand
B
neem je geen risico's
C
ga je heel behoedzaam te werk
D
wil je alle partijen in een conflict tevreden stellen

Slide 11 - Quizvraag

iets met argusogen bekijken
A
ergens bang voor zijn
B
argwaan hebben
C
iets nauwlettend in de gaten houden
D
bijna blind zijn

Slide 12 - Quizvraag

iets aan de kaak stellen betekent: iets wat verkeerd is onder de aandacht brengen
A
goed
B
fout

Slide 13 - Quizvraag

afgunstig betekent:
nadelig
A
goed
B
fout

Slide 14 - Quizvraag

aangeslagen betekent:
A
achterdochtig
B
gehecht
C
jaloers
D
geroerd

Slide 15 - Quizvraag

onverschillig betekent:
A
lui
B
laks
C
onafgemaakt
D
onnauwkeurig

Slide 16 - Quizvraag

woorddictee
Wat is de juiste schrijfwijze van de volgende woorden? 
Schrijf het correcte woord op.

Slide 17 - Tekstslide

etomylogie of etymologie

Slide 18 - Open vraag

parallellogram of paralellogram

Slide 19 - Open vraag

be-argumenteren, beargumenteren of beärgumenteren

Slide 20 - Open vraag

welke uitdrukking hoort bij:
iets wat verkeerd is onder de aandacht brengen?
Iets .........

Slide 21 - Open vraag

wat is juist?
A
veronachtsamen
B
verontachtzamen
C
veronachtzamen
D
verontachtsamen

Slide 22 - Quizvraag

precies zeggen hoe je over iets denkt

Slide 23 - Open vraag

iemands reputatie (goede naam) zwaar aantasten; slecht spreken over iemand die goed bekend staat
iemands ........

Slide 24 - Open vraag

In de volgende zinnen kies je het juiste woord 

Slide 25 - Tekstslide

baseren-aanvaarden-belonen- observeren-opvatten:
Bij het onderzoek gaan zij het leerlinggedrag in de les ....

Slide 26 - Open vraag

media-publiciteit-première- primeur:
Bij de ....... van de film waren veel BN 'ers aanwezig.

Slide 27 - Open vraag

prototype-executie-gratie-argwaan

Het verzoek om ...... voor de terdoodveroordeling is afgewezen.

Slide 28 - Open vraag

prototype-executie-gratie-argwaan

Meneer De Jong kreeg ....... toen bleek dat wij dezelfde fout hadden gemaakt

Slide 29 - Open vraag

Geef het juiste woord:
de wetenschap die bestudeert en beschrijft waar onze woorden en uitdrukkingen vandaan komen

Slide 30 - Open vraag

Geef het juiste woord:
een vierhoek waarvan de overstaande zijden evenwijdig zijn

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Tekstslide