Oefentoets Hoofdstuk 6 vraag & aanbod

1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

WEET IK VEEL???

Slide 2 - Tekstslide

Aanbodfunctie: Qa = 100P - 50. Hoeveel stuks worden aangeboden bij prijs van €12?
A
1250 stuks
B
1150 stuks
C
70 stuks
D
Ik weet niet hoe ik deze opdracht moet uitrekenen

Slide 3 - Quizvraag

De vraag- en aanbodvergelijking voor huurfietsen ziet er als volgt uit:
Qv = -20P + 600
Qa = 20P - 200

Bereken de evenwichtsprijs en hoeveelheid
A
Evenwichtsprijs is €20 Evenwichtshoeveelheid is 200 stuks
B
Evenwichtsprijs is €400 Evenwichtshoeveelheid is 7800 stuks
C
Evenwichtsprijs is €35 Evenwichtshoeveelheid is 500 stuks
D
Ik weet niet hoe ik deze opdracht moet uitrekenen.

Slide 4 - Quizvraag

Een plaast waar op een afgesproken tijd goederen worden verhandeld. 
Het geheel van vraag en aanbod van een product. Hier gaat het bij economie vaak om. 
Concrete markt
Abstracte markt

Slide 5 - Sleepvraag

Sleep naar de juiste definitie
Vraagoverschot
Aanbodoverschot
Er is meer aanbod dan vraag
Er is meer vraag dan aanbod
Marktprijs hoger dan de evenwichtsprijs
Marktprijs lager dan de evenwichtsprijs

Slide 6 - Sleepvraag

Sleep de kenmerken naar het juiste hokje
AANBODLIJN
VRAAGLIJN
Dalende lijn
Stijgende lijn
Consumenten
Producenten
Prijs stijgt --> hoeveelheid neemt af
Prijs stijgt --> hoeveelheid neemt toe

Slide 7 - Sleepvraag

Sleep de onderstaande voorbeelden naar het juiste vakje. Is het vraag of aanbod?
Vraag
Aanbod
C&A heeft veel keuze uit kleding voor volwassenen en jongeren
Mo heeft op de markt een kraam met noten en vruchten
Nikita wil nieuwe sportschoenen
Guus en Nora zoeken op internet naar een nieuwe woning

Slide 8 - Sleepvraag

Horen de onderstaande voorbeelden bij vraag of aanbod?
Vraag
Aanbod

Je koopt op het internet schoenen
Een huis wordt te koop gezet
Je gaat naar de winkel voor brood

Slide 9 - Sleepvraag

Leg uit waarom klassieke auto's duur zijn. Gebruik de woorden vraag en aanbod.

Slide 10 - Open vraag

Wat is de prijs bij een vraag en aanbod van 25 stuks?

Slide 11 - Open vraag

Het snijpunt van vraag en aanbod noem je:
A
gevaarlijk
B
waardeloos
C
geen winst geen verlies
D
evenwicht

Slide 12 - Quizvraag

Bij meer vraag dan aanbod van arbeid is er werkloosheid.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 13 - Quizvraag

De supermarkt heeft chocolade in de aanbieding. Gaat deze beschrijving over vraag of aanbod?
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 14 - Quizvraag

Wanneer is er werkloosheid?
Er wordt gekeken naar de vraag en aanbod van arbeid.
A
Als de vraag groter is dan het aanbod.
B
Als het aanbod groter is dan de vraag.
C
Als het aanbod en de vraag gelijk zijn.

Slide 15 - Quizvraag

De woningmarkt bestaat uit de vraag en aanbod van...
A
koopwoningen
B
huurwoningen
C
woningen

Slide 16 - Quizvraag

Torfs is een schoenwinkel. Is dit vraag of aanbod?
A
Vraag
B
Aanbod

Slide 17 - Quizvraag

Wat is de verhouding tussen vraag en aanbod?
A
Als het aanbod groot is, is de prijs duur
B
Als de vraag groot is, wordt het aanbod goedkoper
C
Als de vraag weinig is, word het aanbod goedkoper
D
Als het aanbod weinig is, wordt de vraag groter

Slide 18 - Quizvraag

Nikita wil nieuwe schoenen. Is dit vraag of aanbod?
A
Vraag
B
Aanbod
C
kan beide
D
geen van de twee

Slide 19 - Quizvraag

Daar waar vraag en aanbod samen komen noemen we ....
A
Economie
B
Een markt
C
Monopolie
D
Een winkel

Slide 20 - Quizvraag

Stel de huurprijs van een woning is €300. Is er een vraag- of aanbod overschot?
A
Aanbodoverschot
B
Vraagoverschot

Slide 21 - Quizvraag

Door deze kwis:
A
Heb ik weer hoop.
B
Heb ik geen hoop meer.
C
siwk ezd rood
D
Less = more

Slide 22 - Quizvraag