In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Onderdelen in deze les
TA Staal woordenschat Zeebenen part.2 groep 5/6
Slide 1 - Tekstslide
Wat betekent aan boord?
A
Op het schip
B
Aan land
Slide 2 - Quizvraag
Wat betekent aan dek?
A
Aan land
B
Buiten op de vloer van het schip
Slide 3 - Quizvraag
Wat is de bemanning?
A
Dieren aan boord
B
Mensen aan boord
C
Dieren die aan boord werken
D
Mensen die aan boord werken
Slide 4 - Quizvraag
Wat is een ander woord voor de koers?
A
Links
B
Rechts
C
De richting
D
De verlichting
Slide 5 - Quizvraag
Wat betekent de vloot?
A
Een groep boten
B
Een groep schepen
Slide 6 - Quizvraag
Wat is een aanvaring?
A
Een botsing bij het varen
B
Een obstakel bij het varen
Slide 7 - Quizvraag
Noem drie soorten schepen
Slide 8 - Open vraag
Wat is een internaat?
A
Een plek waar kinderen in het weekend wonen
B
Een plek waar kinderen door de weeks wonen
Slide 9 - Quizvraag
marine
Slide 10 - Woordweb
Een reis over het water, noem je...
A
De overtocht
B
De omvertocht
Slide 11 - Quizvraag
Heel erg en droevig, is...
A
Dramatisch
B
Tragisch
Slide 12 - Quizvraag
Zinken na een ongeluk, noem je...
A
Vergaan
B
Verzinken
Slide 13 - Quizvraag
Een teken dat je geeft als je in nood bent, noem je...
A
Belsignaal
B
Kijksignaal
C
Noodsignaal
D
Helpsignaal
Slide 14 - Quizvraag
Een bed in het boot, noem je...
A
De kraan
B
De kooi
C
De mast
D
De kajuit
Slide 15 - Quizvraag
Hoe noem je de linker- en rechterkant van het schip?
Slide 16 - Open vraag
Hoe heet iemand die reist in een auto, trein of schip?
A
De passagier
B
De pasachier
Slide 17 - Quizvraag
Wie zou wel een schipperskind willen zijn? Waarom wel/niet
Slide 18 - Open vraag
In het stille woud, daar huilt de wind Verdwaald in de nacht, mijn hart bemind Onder de maan, een dans van schijn Verlangend naar licht, wil ik bij je zijn
A
abab
B
aabb
C
abcabc
Slide 19 - Quizvraag
In het stille woud, daar huilt de wind Verdwaald in de nacht, mijn hart bemind Onder de maan, een dans van schijn Verlangend naar licht, wil ik bij je zijn
A
9
B
7
C
5
D
10
Slide 20 - Quizvraag
Schrijf twee zinnen die op elkaar rijmen (het laatste woord moet rijmen)