In deze les zitten 21 slides, met tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 90 min
Onderdelen in deze les
Bonjour
Bonjour T1C
Slide 1 - Tekstslide
Programme
pour la leçon 22
Aujourd'hui (=vandaag) :
Apprendre la négation (=de ontkenning)
Écouter une chanson: Soulman de Ben L'Oncle Soul
jeudi 13 avril
Slide 2 - Tekstslide
Le vocabulaire 3-2
Slide 3 - Tekstslide
La négation = de ontkenning
Slide 4 - Tekstslide
De ontkenning bestaat in het Frans uit de volgende onderdelen:
ne .......... pas
en je vertaalt hem met niet of geen
Slide 5 - Tekstslide
comment ça marche?
regardez la vidéo
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Video
encore quelques exemples :
ne + persoonsvorm + pas
Je ne joue pas avec mon frère.
Je ne mange pas un croissant.
Je ne range pas ma chambre.
Slide 8 - Tekstslide
Let op klinkerbotsing!!
j'ai seize ans
=> je n'ai pas seize ans
j'aime le foot
=> je n'aime pas le foot
J'habite à Paris
=> Je n'habite pas à Paris
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Faire l'exercice E page 38
Clarisse ne regarde pas le match de foot.
Julie et Clarisse ne rangent pas la chambre de Julie.
Elles ne regardent pas le clip de Christophe Willem.
Tu ne parles pas français ?
Alain et Saïd ne jouent pas au foot dans le jardin.
Nous n'habitons pas à Serris.
Je n’aime pas les devoirs.
Mme Lecours n’aime pas le foot.
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Les nombres de 70 à 1000
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Video
Tientallen
10 = dix
20 = vingt
30 = trente
40 = quarante
50 = cinquante
60 = soixante
vanaf 70......
70 = soixante-dix => 60+10
80 = quatre-vingt => 4x20
90 = quatre-vingt-dix => 4x20+10
100 = cent --> deux cents
1000 = mille
Slide 16 - Tekstslide
Wat moet je weten....
1 t/m 20
tientallen
-1 --> ET (71 = soixante-et-onze), behalve bij 81/91
-2t/m- 9 --> - (72= soixante-douze)
Slide 17 - Tekstslide
Quizlet live 3-6
Slide 18 - Tekstslide
Devoirs
Apprendre/Leren:
- Quizlet/WRTS 3-3 NL- FR
- Quizlet/WRTS 3-6 NL- FR
Slide 19 - Tekstslide
Het mondeling duurt ongeveer 5-10 min en bestaat uit 2 onderdelen:
Dialoog: iedereen trekt drie kaarten. Bijvoorbeeld: "famille". Jij moet vragen stellen en de andere leerling moet antwoorden. Je wisselt dan van rol.
Afbeelding: iedereen trekt een kaart met een afbeelding die verband houdt met wat we hebben gestudeerd (school, straat, huis...). Je moet de afbeelding beschrijven met minimaal 3 zinnen. Ieder van jullie trekt een andere afbeelding, het is dus geen dialoog.
Wat moet je kennen?
Grammatica: mannelijke/vrouwelijke/meervoudige zelfstandige naamwoorden, bijvoeglijke naamwoorden, voorzetsels, werkwoorden op -er.
Je kunt: vragen stellen en jezelf voorstellen, praten over je familie, je huis/kamer/een klaslokaal/een straat beschrijven.
Woordenschat: familie, kleuren, kamers en verdiepingen van een huis, voorwerpen in een straat (bomen, winkels, enz.), voorwerpen in een klaslokaal (een bord, enz.), huisdieren.