HUISWERK Week 36 h

HUISWERK Week 36 h
  • Lessen: H1 - 1 t/m 5
  • Opdrachten uit het boek: 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12
  • Starttest: Herhaling klas 2 - Deze is verplicht
  • Checkpoint: Check Stabiliteit - Deze is verplicht
  • LessonUp Lessen 1 t/m 5
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

HUISWERK Week 36 h
  • Lessen: H1 - 1 t/m 5
  • Opdrachten uit het boek: 1,2,3,4,5,6,7,8,9,10,11,12
  • Starttest: Herhaling klas 2 - Deze is verplicht
  • Checkpoint: Check Stabiliteit - Deze is verplicht
  • LessonUp Lessen 1 t/m 5

Slide 1 - Tekstslide

Opdrachten
  • 1. Juist of onjuist
  • a. krachten kun je zien;
  • b. het punt waarop een spierkracht bij een hefboom werkt heet het draaipunt;
  • c. de spierkracht is bij een werktuig meestal groter dan de werkkracht

Slide 2 - Tekstslide

Opdrachten
  • 2: Geef de omschrijving van het begrip arm van een kracht

Slide 3 - Tekstslide

2: Geef de omschrijving van het begrip arm van een kracht

Slide 4 - Open vraag

Opdrachten
  • 3. Teken de volgende krachten: gebruik de gegeven schaal.
  • d. Een kracht van 125 N naar links (1,0 cm ==> 50 N)

Slide 5 - Tekstslide

4. Bereken de massa in kg van de volgende voorwerpen en rond af op één decimaal
b. De zwaartekracht op een ruimteschip van 27000 N

Slide 6 - Open vraag

Opdrachten
  • 5. Bereken de massa in kg van de colgende voorwerpen en rond het af op één decimaal
  • a. de zwaartekracht op een halter is 490,5 N
  • b. de zwaartekracht op een ruimteschip is 27000 N
  • c. de zwaartekracht op een bowlingbal is 34 N

Slide 7 - Tekstslide

Opdrachten
  • 6. Geef in de tekeningen in het boek duidelijk de volgende punten aan: het draaipunt, het aangrijpingspunt van de werkkracht en het aangrijpingspunt van de spierkracht 

Slide 8 - Tekstslide

Opdrachten
  • 7. Bekijk de figuren 1.3, 1.4 en 1.5. Gebruik het werkblad
  • a. teken in elke tekening de werklijn van de spierkracht en de werklijn van de werkkracht
  • b. teken in elke tekening beide armen en meet de lengte van beide armen in de tekening op 

Slide 9 - Tekstslide

Opdrachten

Slide 10 - Tekstslide

Opdrachten
  • 8. Je ziet in het oek een afbeelding van een kurkentrekker. Leg uit waarom de hendel, waar je de spierkracht op uitoefent, zo lang is.

Slide 11 - Tekstslide

Opdrachten
  • 9. Het lipje van een blikje werkt ook als een hefboom (zie boek)
  • a. geef het draaipunt aan in de figuur
  • b. geef de aangrijpingspunten van de werkkracht en de spierkracht aan
  • c. leg uit welke kracht het grootste is. De spierkracht of de werkkracht.

Slide 12 - Tekstslide

Opdrachten
  • 10. Geef in de volgende situaties aan of de werkkracht groter of kleiner is dan de spierkracht. Bedenk daarbij steeds waar het draaipunt zit, waar de spierkracht werkt en waar de werkkracht op werkt.
  • a. je klemt de haar van je wenkbrauw tussen een pincet
  • b. je tilt een kruiwagen met enkele zakken cement op
  • c. je bijt een stuk chocolade met je voortanden door

Slide 13 - Tekstslide

Opdrachten

Slide 14 - Tekstslide

Opdrachten
  • 11. Bekijk de afbeelding van de flesopener in het boek. Je kunt deze op twee manieren gebruiken (zie het boek)
  • a. Geef in beide figuren de plek van het draaipunt aan
  • b. Geef ook het aangrijpingspunt van de werkkracht en de spierkracht aan.
  • c. De spierkracht die je nodig hebt is niet voor beide situaties gelijk. Leg uit voor welke situatie je minder spierkracht nodig hebt

Slide 15 - Tekstslide

Opdrachten

Slide 16 - Tekstslide

Opdrachten
12. In de figuur in het boek met de flesopener zie je dat het dopje in beide situaties vervormt. De plek waar de vervorming optreedt, is het draaipunt. Er werkt dus een kracht in het draaipunt. Geef aan in welke van de twee situaties de indeuking het grootste is en dus de grootste kracht werkt.

Slide 17 - Tekstslide

Opdrachten

Slide 18 - Tekstslide

Vragen van een leerling
  1. Hoe herken ik bij een hefboom of de spierkracht of de werkkracht het grootst is?
  2. Als ik bij een flessenhouder een lege fles erin doe, waarom verplaatst het draaipunt dan naar links?
  3. Wat is de werklijn en wat is de werkkracht?
  4. Kunt u bij vraag 12 van paragraaf 1.1 uit het boek uitleggen waarom de spierkracht links groter is dan rechts? 
  5. Bij vraag 2 van paragraaf 1.1 stond er in het antwoord dat de arm de kortste afstand van de kracht tot het draaipunt is, maar in het boek staat dat de definitie van een arm de afstand van de kracht tot het draaipunt is, niet specifiek dat het de kortste afstand is. Waarom staat het wel zo in de uitwerkingen?

Slide 19 - Tekstslide

Ik beheers de leerdoelen die hiervoor zijn genoemd!
😒🙁😐🙂😃

Slide 20 - Poll