Week 3 Les 1

• Engels
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 1

WELCOME!

Welcome!

This week

1. Persoonlijke voornaamwoorden
   
2. To be + Have got
3. Vocabulary: File 1
4. Exercices: 1 - 19
   

Today

• Persoonlijke voornaamwoorden
  
• To be + Have got
• Start vocabulary
• Homework 1-10

Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden

Persoonlijke voornaamwoorden verwijzen naar personen, dieren of dingen.

1e rijtje
I = Ik
he = hij
she = zij
it = het
you = jij
we = wij
they = zij
you = jullie

2e rijtje
me = mij
him = hem
her = haar
it = het
you = jou
us = ons
them = hen
you = jullie

1e rijtje =

• onderwerp
• voor simpele vragen

2e rijtje =

• Geen onderwerp
• (Na voorzetsels)
  

To be + have got

To be = Zijn

To be heeft 3 vormen in de present simple:

am, are, is

To have = hebben

To have heeft 2 vormen in de present simple:

have, has

De present simple =  de tegenwoordige tijd

To be

Ik ben = I am

Jij bent / u bent = you are

hij is = he is

ze is = she is

het is = it is

wij zijn = we are

julie zijn = you are

zij zijn = they are

De SHIT regel:

He / she / it is

To have

Ik heb = I have

Jij hebt / u hebt = You have

Hij heeft = he has

Zij heeft = she has

het heeft = It has

Wij hebben = We have

Jullie hebben = You have

Zij hebben = They have

De SHIT regel:
He / she / it has

Are there any questions?

Homework

Wat: maak assignments 1 t/m 10

Hoe: zelfstandig, na 10 minuten samenwerken

Hulp: steek je vinger op

Tijd: 10 minuten

Uitkomst: geoefend met To be

Klaar: Leer 'words and phrases' A (page 30)

Today

• Persoonlijke voornaamwoorden
  
• To be + Have got
  
• Start vocabulary
• Homework 1-10

The end

Homework: Assignments 1-10 (File 1)

Study Vocab A (File 1)