5. De Sovjet-Unie onder Stalin

Hfst 4 - Rusland wordt communistisch

4.5. De Sovjet-Unie onder Stalin
Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)  
Tijd van de wereldoorlogen (1900-1950)
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Hfst 4 - Rusland wordt communistisch

4.5. De Sovjet-Unie onder Stalin
Tijd van burgers en stoommachines (1800-1900)  
Tijd van de wereldoorlogen (1900-1950)

Slide 1 - Tekstslide

De opkomst van politiek-maatschappelijke stromingen: liberalisme, socialisme en nationalisme.

Het voeren van twee wereldoorlogen.

Het in praktijk brengen van de totalitaire ideologieën: communisme.


Kenmerkende aspecten
In dit hoofdstuk ligt de nadruk op:

Slide 2 - Tekstslide

Je kunt Stalins economische politiek beschrijven.
 
Je kunt uitleggen waarom en hoe de bolsjewieken hongersnood inzetten als wapen.








Leerdoelen / succescriteria
Na deze les kun jij:

Slide 3 - Tekstslide

Juist of onjuist?


  1. Vrijwel de hele Russische bevolking vond de machtsovername door de communisten goed.
  2. De Tsjeka was de geheime politie van de bolsjewieken.
  3. Na de Eerste Wereldoorlog had Rusland ongeveer net zoveel grondgebied als ervoor.
  4. Toen Lenin Rusland leidde, kwam er een einde aan de terreur.
  5. De NEP hield in dat er hardhandig een einde werd gemaakt aan het kapitalisme.
  6. De NEP leidde tot een verbetering van de Russische economie.










Slide 4 - Tekstslide

Tegen het einde van de burgeroorlog, in 1921, is de generaal moegestreden. Hij hoopt met pensioen te mogen, maar moet in plaats daarvan toezicht houden op het fokprogramma van paarden voor het leger. Hij krijgt samen met zijn vrouw Nadezjda een kamer in een kommunalka, een gemeenschappelijke woning. Gelijkheid geldt ook voor een oude succesvolle, adellijke ex-generaal. Geen privileges meer. Zijn salaris is zelfs te laag om de kamer te kunnen verwarmen. Pas in 1924 mag de inmiddels ruim zeventig jaar oude Broesilov met pensioen. Twee jaar later sterft hij.
theorie
Aleksej Broesilov

Slide 5 - Tekstslide

‘Parasieten en leeglopers houden anderen van het werk af’. Affiche dat is gemaakt door de bolsjewiek Vasily Nikolaevich Kostianitsyn (1920).
De eerste zin van de tekst is: ‘Generaal Broesilov zal het eens zijn geweest met dit affiche’.

Maak met het antwoord op de vorige vraag duidelijk dat deze zin enerzijds juist is, maar anderzijds onjuist is.


antwoord
Het affiche en Broesilov zijn allebei tegen ‘parasieten en leeglopers’, maar over de vraag wie dat dan precies zijn, denken ze niet helemaal hetzelfde. De bolsjewieken keren zich bijvoorbeeld tegen adel en geestelijkheid. Broesilov, zelf van adellijke afkomst én erg gelovig, ziet die groepen niet als parasieten en leeglopers.

Slide 6 - Tekstslide

In 1924 sterft Lenin, er zijn 2 mogelijke opvolgers en er ontstaat een machtsstrijd:

Trotski: tegen de NEP


Stalin: was ook niet voor de NEP, maar deed alsof, hiermee trok hij de macht naar zich toe. Toen hij eenmaal de macht had schafte hij de NEP af.

Stalin zet Trotski uit de partij en hij en zijn aanhangers worden zelfs verbannen uit de Sovjet-Unie (zo heet Rusland sinds 1922 officieel).
theorie
Trotski en Stalin

Slide 7 - Tekstslide

1928 einde NEP, begin collectivisatie: kleine boerderijen werden samengevoegd tot grote kolchozen: staatsboerderijen. Iedereen werkte verplicht op het land van de staat, geen privebezit meer.

Stalin wilde dat de industrie van de SU zou groeien tot het niveau van West-Europa.

Om dat niveau te bereiken stelde hij vijfjarenplannen op. Daarin werd van te voren vastgelegd wat en hoeveel er geproduceerd moest worden = Planeconomie

iedereen werkte dus in opdracht van de staat. De staat bepaalde alles.
theorie
Collectivisatie

Slide 8 - Tekstslide

Een boer vertelt:

‘Ik zaaide 12, vervolgens 20 en zelfs 30 hectare in, stel je eens voor! Ik werkte, en mijn zoon en zijn vrouw werkten ook. Ik huurde alleen in het drukste seizoen een paar keer een arbeider in. Wat was het bevel van de Sovjetregering in die jaren? Zaai zoveel als je maar kunt! En nu ... ben ik bang. Ik ben bang dat ze me vanwege mijn 30 hectare het vel over de oren zullen halen en me een koelak zullen noemen.’
Uit: Michail Sjolochov, Nieuw land onder de ploeg (1932).

Is deze tekst geschreven voor, tijdens of na de NEP, leg je antwoord uit.

Slide 9 - Tekstslide

Leg uit welk verband er is tussen de drie bronnen.

Slide 10 - Tekstslide

Boeren verzetten zich massaal tegen de collectivisatie. 
Stalin zag hen als tegenstanders van het communisme, vijand van de staat en liet hen oppakken, martelen en opsluiten in de Goelag.

Om de tegenstand te breken was Stalin keihard. De Oekraine werd volledig uitgehongerd tot zij zich overgaven en toch op een kolchoz gingen werken. (Holodomor).

Een bewind zo streng en waarbij je zomaar opgepakt kunt worden is terreur: regeren door angst te zaaien.








theorie
Verzet tegen de collectivisatie

Slide 11 - Tekstslide

De bevolking hoorde ook alleen maar hoe goed alles ging. Mislukkingen werden verzwegen.

Censuur: Alleen datgene naar buiten brengen wat gunstig is voor de staat

Indoctrinatie: Mensen alleen dat laten geloven wat de staat wil dat ze weten. Vergelijk het met hersenspoelen.

Propaganda: Politieke reclame ter promotie van het beleid van de eigen staat of juist tegen het beleid van een vijand.








theorie
Verzet tegen de collectivisatie

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk twee oorzaken waardoor de geplande hoeveelheden niet werden gehaald.
antwoord
Bijvoorbeeld: de geplande hoeveelheden waren onrealistisch hoog. Of: de planners waren niet op de hoogte van omstandigheden die de geplande productie gewoon onmogelijk maakten. Of: arbeiders die werden gedwongen om te werken, werkten zo slecht mogelijk

Slide 13 - Tekstslide

Stalin werd steeds achterdochtiger, zag overal complotten.

Hij liet de top van de communistische partij zuiveren en liet de geheime politie iedereen oppakken en vervolgen. Ook als er niets aan de hand was.

Showprocessen: proces van vaak onschuldigen mensen die onder marteling van alles bekenden. Doel: angst bij anderen aanwakkeren.

Totalitaire samenleving: Maatschappij waarin de staat, een partij of leider het doen en denken van het volk probeert te bepalen met behulp van dictatuur, indoctrinatie en terreur.


theorie
Grote terreur

Slide 14 - Tekstslide

Een Britse journalist beschrijft zijn reis naar Kharkov (Oekraïne), waar hij twintig dorpen bezocht:

‘Overal sprak ik met boeren die ik tegenkwam. Ze vertelden allemaal hetzelfde verhaal: “Er is geen brood. We hebben al twee maanden geen brood meer gehad. Heel veel mensen sterven.” Ze zeiden allemaal: “Het vee gaat dood, er is niets om ze te voeren. Vroeger voedden wij de wereld en nu hebben wij honger. Hoe kunnen we de grond bewerken als we verzwakt zijn door voedselgebrek?” Ik overnachtte in een dorp waar ze vroeger tweehonderd runderen hadden en nu nog maar zes. De boeren aten het veevoer en hadden nog maar een voorraad voor een maand. Ze vertelden me dat er al velen waren omgekomen van de honger.’
Uit: Persconferentie van journalist Gareth Jones (1933).

Gareth Jones was per trein vertrokken naar de Oekraïne, maar was onderweg uitgestapt en ging lopend verder.
Waarom waren mensen van de communistische partij en politieagenten niet blij dat Gareth Jones lopend verder ging?

Slide 15 - Tekstslide

In een showproces vertelden verdachten, die vaak stevig waren gemarteld, dat ze allerlei misdaden hadden begaan, die waren bedoeld om het communisme te beschadigen.
Ze hadden gespioneerd voor kapitalistische landen, wilden Stalin vermoorden, saboteerden fabrieken. Het volk kreeg deze bekentenissen te horen.

Leg uit dat we hierin twee kenmerken van de totalitaire samenleving terugzien: terreur en indoctrinatie

Slide 16 - Open vraag

Leg uit waarom de meeste inwoners van de Sovjet-Unie vonden dat Stalin niet schuldig was aan het vermoorden en gevangenzetten van miljoenen mensen.

Slide 17 - Open vraag

exitticket
.
Exit-ticket
1. Wat zie je

2. Waar gaat dit over?

3. Wat is de mening van de tekenaar?

Slide 18 - Tekstslide

exitticket
.
Exit-ticket
1. Wat zie je

2. Waar gaat dit 
over?

3. Wat is de mening 
van de tekenaar?

Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk
Bestudeer paragraaf 4.7 en maak een samenvatting.

Denk daarbij om namen, jaartallen en de begrippen.

Slide 20 - Tekstslide