Kader 2 H1.4

Welkom bij het vak 
Economie


Pak je boek en spullen voor je,
mobieltjes in de telefoonzak, jassen uit en tassen van tafel

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Welkom bij het vak 
Economie


Pak je boek en spullen voor je,
mobieltjes in de telefoonzak, jassen uit en tassen van tafel

Slide 1 - Tekstslide

Aan het einde van de les weet ik:
Wat voor een soort inkomens er zijn.
Hoe je een begroting kan opstellen.
Hoe je bedragen kan omrekenen
van een week naar een maand & omgekeerd.

Slide 2 - Tekstslide

Soorten inkomens
Inkomen uit arbeid
(loon)
Inkomen uit bezit
(winst)
Overdrachtsinkomen
(uitkering)

Slide 3 - Tekstslide

Soorten uitgaven
Huishoudelijke uitgaven
Vaste lasten
Incidentele uitgaven

Slide 4 - Tekstslide

Huishoudelijke uitgaven / dagelijkste uitgaven
Zijn de gewone uitgaven die je voor je huishouden doet.

Voorbeelden:
De wekelijkse boodschappen
Uitgaan 


Slide 5 - Tekstslide

Vaste lasten
Uitgaven die met een regelmaat terugkeren.

Bijvoorbeeld:
-Sportabbonement
-Gas, water en licht
-Huur/hypotheek

Slide 6 - Tekstslide

Incidentele uitgaven
Meestal grote uitgaven die je maar af en toe doet.

VB:
Auto gaat kapot.
Op vakantie gaan.
Wasmachine gaat kapot.

Slide 7 - Tekstslide

Begroting
Begroting = overzicht van verwachte inkomsten en verwachte uitgaven van een komende periode


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Geld opzijleggen voor bepaalde uitgaven.
A
inkomen
B
budget
C
schadeverzekering
D
reserveren

Slide 10 - Quizvraag

De huur van het huis is een voorbeeld van
A
Huishoudelijke uitgaven
B
Vaste lasten
C
Incidentele uitgaven

Slide 11 - Quizvraag

Een begroting is een overzicht van de inkomsten en uitgaven van de vorige periode.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quizvraag

Aan de slag!

Kader:
Lezen:  blauwe teksten (blz. 20 t/m 23) 
Maken: Kader: Opdr. 44, 46, 48, 49, 50, 53,
54, 55
(blz. 20 t/m 23)



rood = Iedereen is stil
  

oranje = Je mag de docent een vraag stellen


groen = Je mag met elkaar fluisterend 
overleggen
Klaar? 
K: Rekenen 1 t/m 11 (blz. 34&35)

Slide 13 - Tekstslide