D1ATh4 B1 Een sport kiezen - oefenen

D1ATh4 Sporten
 B1: Een sport kiezen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

D1ATh4 Sporten
 B1: Een sport kiezen
Info gebruikt van:
Malmberg methode Biologie en verzorging voor jou
Biologiepagina.nl
Bioplek.org
Biologieweb.nl
e.a. 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoel
1.  Je leert wat redenen zijn voor mensen om te sporten.
    Je kunt voorbeelden noemen.
2. Je leert wat het verschil is tussen een individuele- en een teamsport
    Je kunt voorbeelden noemen.
3. Je leert wat tactiek is en hoe je sportief samen sport
4. Je leert wat lichamelijke eigenschappen zijn die belangrijk zijn bij het kiezen
    van een sport. 
5. Je leert wat karakter eigenschappen zijn die belangrijk zijn bij het kiezen
    van een sport. 
6. Je leert welke organenstelsels samenwerken bij het sporten



Slide 2 - Tekstslide

Veel mensen sporten om te ontspannen.
A
Waar
B
Nietwaar

Slide 3 - Quizvraag

Tactiek
lichamelijke eigenschap
teamsport en soms individueel

Altijd een
 individuele sport
Karakter
eigenschap
concentratie

Slide 4 - Sleepvraag

Tijdens het sporten gaat je hart langzamer/sneller kloppen.
A
Langzamer
B
Sneller

Slide 5 - Quizvraag

Als je gaat sporten, wat gebeurt er dan?
A
Je ademhaling gaat omhoog
B
Je hartslag gaat omhoog
C
Je krijgt het warmer
D
alle antwoorden zijn goed

Slide 6 - Quizvraag

Ademhalings-
stelsel
Spier
stelsel
botten
stelsel
bloedvaten
stelsel

Slide 7 - Sleepvraag

Waarom is sporten goed voor je spieren
A
Omdat het je spieren sterker maakt
B
Omdat je spieren het goed warm maakt
C
Dat je slaper worden
D
Omdat je spieren pijn doen

Slide 8 - Quizvraag

Welke soorten van inspanning bij sporten zijn er?
A
geestelijke
B
lichamelijke
C
geestelijke en lichamelijke
D
geen van allen zijn goed (A,BC)

Slide 9 - Quizvraag

Voorbeeld van een individuele sport
A
100 m sprint (atletiek)
B
wielrennen: De tour de France
C
zwemestafette
D
waterpolo

Slide 10 - Quizvraag

Welke karaktereigenschap is belangrijk bij het zwemmen van een hele lange afstand
A
uithoudingsvermogen
B
doorzettingsvermogen
C
zwemconditie
D
goede zwemtechniek

Slide 11 - Quizvraag

Welke lichamelijke eigenschap is belangrijk bij basketbal
A
uithoudingsvermogen
B
doorzettingsvermogen
C
goede tactiek van het team
D
het opvolgen van aanwijzingen van de trainer

Slide 12 - Quizvraag

Redenen om te sporten kunnen zijn
(kies het beste antwoord)
A
plezier
B
ontspanning
C
gezondheid
D
A, B en C

Slide 13 - Quizvraag

Sport is niet leuk
want je wordt er alleen maar moe van.

Wat is ' je wordt er alleen maar moe van'
A
een argument
B
een mening

Slide 14 - Quizvraag

Ik vind sporten gewoon waardevol...
Wat wordt hiermee bedoeld?
A
sporten is gezond
B
sporten is gezellig
C
sporten is sociaal
D
sporten is belangrijk

Slide 15 - Quizvraag


Frankie zegt: Wij (Ajax) zijn de beste club van Nederland
Matthijs zegt: Want wij hebben de beste verdediging

Beide spelers deden het heel goed in het seizoen: 2018-2019
A
Frankie: mening Matthijs: mening
B
Frankie:argument Matthijs: argument
C
Frankie:argument Matthijs: mening
D
Frankie:mening Matthijs: argument

Slide 16 - Quizvraag

Een mening is iets wat je vindt.
De redenen waarom je iets vindt, noem je argumenten
A
1 waar 2 nietwaar
B
1 nietwaar 2 waar
C
beide waar
D
beide nietwaar

Slide 17 - Quizvraag

Dit weet je nu
1. Je weet en kunt uitleggen wat redenen zijn voor mensen om te sporten.
    Je kunt voorbeelden noemen.
2. Je weet en kunt uitleggen wat het verschil is tussen een individuele- en een teamsport
    Je kunt voorbeelden noemen.
3. Je weet en kunt uitleggen wat tactiek is en hoe je sportief samen sport
4. Je weet en kunt uitleggen wat lichamelijke eigenschappen zijn die belangrijk zijn bij het kiezen van een sport. 
5. Je weet en kunt uitleggen wat karakter eigenschappen zijn die belangrijk zijn bij het kiezen
     van een sport. 
6. Je weet en kunt uitleggen welke organenstelsels samenwerken bij het sporten

Slide 18 - Tekstslide