11.4 je lijkt op

11.4 je lijkt op...
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

11.4 je lijkt op...

Slide 1 - Tekstslide

lesplanning
  • Welkom
  • Terugblik
  • 11.4 uitleg
  • quiz
  • samenvatting

Slide 2 - Tekstslide

Herhaling
in het kort kijken we terug naar hoofdstuk: 

11.1 man en vrouw
11.2 bevruchting
11.3 zwangerschap

Slide 3 - Tekstslide

11.1 man en vrouw
Allebei vruchtbaar in pubertijd. Jongens tot hun dood, meisjes tot de overgang

Slide 4 - Tekstslide

11.2 bevruchting

Slide 5 - Tekstslide

11.3 zwangerschap


1-12 waken is een embryo

12-40 weken is een foetus

Slide 6 - Tekstslide

De bevalling?

Een bevalling bestaat uit drie fasen:
1. Weeën voor de ontsluiting

2.Uitdrijving, foetus wordt baby

3. Nageboorte, placenta, navelstreng en vliezen moeten ook het lichaam verlaten

Slide 7 - Tekstslide

Hoe ontaat een tweeling?

Een eeneiige tweeling:
ontstaan uit één eicel en één zaadcel.

    Een twee-eiige tweeling:
ontstaan uit twee eicellen en twee zaadcellen.

Slide 8 - Tekstslide

Tweelingen
twee-eiige tweeling                                                één-eiige tweeling

Slide 9 - Tekstslide

tweelingen
eeneiige tweeling: tweeling die uit 1 bevruchtig is ontstaan.

twee-eiige tweeling: ontstaan uit 2 bevruchtingen

Slide 10 - Tekstslide

Twee-eiige tweeling
Eeneiige tweeling

Slide 11 - Tekstslide


11.4 Je lijkt op.......

Slide 12 - Tekstslide

Leerdoelen
  • waar zit jouw bouwbeschrijving.
  • hoe zitten de eigenschappen op de chromosoom
  • waardoor lijk je op je ouders
  • zijn alle eigenschappen erfelijk

Slide 13 - Tekstslide

waar zit jouw bouwbeschrijving
chromosomen: draden in de kern van elke cel. Normaal zitten er
                                                           46 los in je cel, maar bij celdeling                                                                   rollen ze op en kan je ze onder de                                                                 microscoop zien. De chromosomen                                                             zijn dubbel. je hebt dus 23 paar                                                                     chromosomen. Chromosomen                                                                        bestaan uit DNA.

Slide 14 - Tekstslide

waar zit jouw bouwbeschrijving
DNA: stof waaruit je chromosoom bestaat
Het zijn de traptreden van de wenteltrap
Je hebt er 4: G - C - T - A 
DNA is opgebouwd met eiwitten

Slide 15 - Tekstslide

waar zit jouw bouwbeschrijving
chromosomenparen: 23 dubbelen = 46 chromosomen in 1 cel

Slide 16 - Tekstslide

waar zit jouw bouwbeschrijving
Genoom: alle chromosomen bij elkaar

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen

DNA maakt de eiwitten. 

Gen is 1 eigenschap 

Slide 19 - Tekstslide

hoe zitten de eigenschappen op de chromosomen

allel: variant van een gen. 
Daardoor lijk je niet voor 100% op je vader of moeder. Allelen zorgen ervoor dat er variatie ontstaat. De dominante allel wint

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Link

Slide 22 - Video

Bouwbeschrijving
In de celkern liggen chromosomen.

chromosomen
bestaan uit de stof DNA. 
(trui - wol      broek - spijkerstof)
chromosomen 
Bevatten jouw bouwbeschrijving



Slide 23 - Tekstslide

Chromosomen bepalen hoe jij er uit ziet. 

- Op de chromosomen zitten "bandjes", genen
- 1 gen = 1 eigenschap, bijvoorbeeld oogkleur,       haarkleur, krullen, vorm neus enz...

Alle chromosomen samen = GENOOM
Genoom = bouwbeschrijving 

ELKE LICHAAMSCEL BEVAT 46 CHROMOSOMEN

Slide 24 - Tekstslide

Slide 25 - Link

Gewone cel
Eicel
Zaadcel
Gewone cel
Bevruchting
Bevruchte eicel

Slide 26 - Sleepvraag

Ben je een jongen of een meisje?

Alle chromosomen hebben een 'partner' en vormen samen een paar.
Je hebt dus 46 chromosomen en 23 chromosoomparen.

22 van deze paren zijn nagenoeg hetzelfde.
Het 23e paar kan twee vormen hebben: een X-vorm en een Y-vorm.
XX = het een vrouw.
XY = het een man.
De X en Y chromosomen noem je geslachtschromosomen.

Slide 27 - Tekstslide

Waardoor lijk je op je ouders?

In voortplantingscellen  zitten 23 chromosomen,

Wanneer de kern van de eicel en de kern van de
zaadcel (de bevruchting) samensmelten,
heb je 2 x 23 = 46 chromosomen. 

Je krijgt dus de helft van de chromosomen van
je vader en de helft van je moeder.
Omdat de eigenschappen in deze chromosomen
zitten lijk je dus op je vader en op je moeder.

Slide 28 - Tekstslide

Ben je een jongen of een meisje?

Slide 29 - Tekstslide

Heb je al je eigenschappen van je ouders geërfd?

  • Eigenschappen als oog- en huidskleur worden door je chromosomen (dus je DNA) bepaald.  Dit zijn erfelijke eigenschappen.
  • Ergens heel erg goed in zijn, zoals voetbal is gedeeltelijk erfelijk. Dit noem je aanleg.
  •  niet-erfelijke eigenschappen.

Slide 30 - Tekstslide

Aangeboren afwijkingen
  • Geen ziekte
  • extra chromsoom
  • Moeder vader geeft 24 chromosomen i.p.v. 23.
  • verandering vlak na de samensmelting plaats heeft gevonden

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Huidskleur
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Aanleg

Slide 33 - Quizvraag

Paars haar hebben.
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Aanleg

Slide 34 - Quizvraag

Een litteken
A
Erfelijk
B
Niet-erfelijk
C
Aanleg

Slide 35 - Quizvraag

Heel creatief zijn
A
Erfelijk
B
Aangeboren
C
Aanleg

Slide 36 - Quizvraag

Waarom hebben voortplantingscellen maar 23 chromosomen?

Slide 37 - Open vraag

  • In de celkern ligt: DNA
  • De DNA-code voor 1 eigenschap: gen
  • Varianten voor deze eigenschap: allel
  • DNA codeert voor: eiwitten
  • Eiwitten regelen alles in een cel

Slide 38 - Tekstslide

Gen en allel
Gen:
  • Deel van de chromosomen
  • Codeert voor 1 eigenschap
  • Kan meerdere allelen bevatten
  • Bijvoorbeeld: oogkleur
Allel:
  • Variant van de eigenschap waar het gen voor codeert
  • Helft van papa en helft van mama
  • Bijvoorbeeld: blauw, bruin, groen

Slide 39 - Tekstslide

De variant van een eigenschap noemen we een.............
Gen
Celkern
DNA
Chromosomen
Allel

Slide 40 - Sleepvraag

Prenataal onderzoek

Slide 41 - Tekstslide

Mitose en meiose
Meiose:
  • Reductiedeling
  • Functie: Maken van geslachtscellen
Mitose:
  • Gewone celdeling
  • Functie: bijmaken van lichaamscellen voor groei, vervangen en herstel

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Video

Prenataal onderzoek

Slide 44 - Tekstslide

Niet Invasieve Prenatale Test (NIPT)
  • Er wordt bloed afgenomen bij de moeder.
  • Geen risico op miskraam.

  • De NIPT wordt niet in je boek genoemd, maar is sinds een paar jaar een belangrijke vorm van prenataal onderzoek.

Slide 45 - Tekstslide

Genotype:
  • De informatie op al je genen.
  • Bepaald door je erfelijke eigenschappen (ook aanleg).
  • Bijvoorbeeld: je hebt een blanke huid.
Fenotype:
  • Dat wat je ziet van een eigenschap (uiterlijk).
  • Bepaald door het genotype en omgeving.
  • Bijvoorbeeld: je huid wordt donkerder doordat je een week veel in de zon bent. 

Slide 46 - Tekstslide

Samenvatting
Je hebt geleerd waardoor je op je ouders lijkt.
Je hebt geleerd hoe eigenschappen worden doorgegeven.
je hebt geleerd hoe aangeboren aandoeningen ontstaan.

Slide 47 - Tekstslide