Les 3 Logistiek par 4.3 t/m 4.7

1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
Facilitair LeidinggevendeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Terugblik
creditnota
colli
assortiment
kosten van de voorraad (3R)
derving

Slide 2 - Tekstslide

H4 
Derving en demodage

>derving: uitval van voorraad zonder dat er verkoop of gebruik tegen over staat, bijvoorbeeld door: breuk, diefstal, bederf.

> demodage (voorraad kan uit de mode raken)

Slide 3 - Tekstslide

Wat is voorraad?

Slide 4 - Open vraag

Voorraad =

De hoeveelheid producten die beschikbaar is voor productie of verkoop.

Slide 5 - Tekstslide

H4


4.4 oorzaken van voorraadvorming

Waarom lopen voorraden zo makkelijk uit de hand?
  1.  de afdeling inkoop wil een grote voorraad
  2. de afdeling productie stelt een ruime voorraad op prijs
  3. de afdeling marketing wil geen 'nee' verkopen, dus heeft ook belang bij voorraad

Slide 6 - Tekstslide

H4
Dus > Elke afdeling stelt z'n eigen belang voorop = SUBOPTIMALISATIE



Slide 7 - Tekstslide

Voorraad is noodzakelijk

Voor:

1. produceren

2. verkopen


Voorraden ontstaan op een punt waar aanvoer en afname van producten en diensten niet met elkaar overeenstemmen.

Slide 8 - Tekstslide

3 manieren van voorraad indelen

1. Naar plaats in de goederenstroom gerekend vanaf de bron tot de gebruiker.

2. Naar de functie in het bedrijfsproces waarvoor ze worden aangehouden.

3. Naar de fysieke en economische voorraad

Slide 9 - Tekstslide

1. Naar plaats in de goederenstroom

a. Grondstoffen = nog geen bewerking

b. Halffabricaten =nog verdere bewerking nodig

c. Pijplijnvoorraden = transportvoorraden = goederen die onderweg zijn

d. Hulpstoffen = materialen die worden gebruikt bij de productie

e. Eindproducten = kant en klaar, bestemd voor de verkoop

f. Retourgoederen = na verkoop terug naar de leverancier

Slide 10 - Tekstslide

2. Naar de functie in het bedrijfsproces

a. Veiligheidsvoorraden = ijzeren voorraad = minimaal aanwezig

b. Anticipatievoorraden = seizoensvoorraden = voor bepaalde drukte zoals Valentijn of schaatsen

c. Speculatievoorraden = omdat men een prijsstijging verwacht, zoals brandstofopslag

d. Strategische voorraden = belangrijke producten zoals chips computers

e. Restantpartijen = incourante voorraden = overblijvers die je niet volgens het normale patroon verkoopt zoals zomerkleding

Slide 11 - Tekstslide

3. van fysieke naar economische voorraad

a. fysieke voorraad = technische voorraad = de voorraad die werkelijk in het magazijn ligt


b. economische voorraad = de technische voorraad + lopende inkooporders - lopende verkooporders

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

H4
4.6 Technische en Economische voorraad

Economische voorraad: de voorraad waarover de ondernemer prijsrisico loopt

Technische voorraad: de voorraad (in aantallen) , die daadwerkelijk in het bedrijf zijn

Slide 14 - Tekstslide

Economische voorraad

Economische voorraad uitrekenen:


Technische (fysieke) voorraad =                              300 flessen

+ lopende inkooporders (bestelde) =                      80 flessen

- lopende verkooporders (gereserveerde) =      120 flessen


Economische voorraad =                                            260 flessen (voorraad waar je prijsrisico over loopt)

Slide 15 - Tekstslide

opdracht

Economische voorraad uitrekenen:


Technische (fysieke) voorraad =                              1200 printers

+ lopende inkooporders (bestelde) =                     400 printers

- lopende verkooporders (gereserveerde) =       600 printers


Economische voorraad =                                             .....  printers

Slide 16 - Tekstslide

Derving uitrekenen


Administratieve voorraad =                                        512 flessen

- technische voorraad (na balansen) =                499 flessen


derving (voorraad verschil)=                                         13 flessen

                                        

Slide 17 - Tekstslide

Maken

Boek: FD B1

4.05 t/m 4.07

Slide 18 - Tekstslide

Bespreken vragen
4.06 + 4.07 bespreken

Slide 19 - Tekstslide

H4

4.7 manieren om optimale bestelhoeveelheid te bepalen

Vaker bestellen brengt hogere bestelkosten met zich mee. 

Minder vaak grotere hoeveelheden bestellen, zorgt voor meer voorraadkosten

Slide 20 - Tekstslide

Optimale bestelhoeveelheid
Je moet daarom zoeken naar
de optimale bestelhoeveelheid =

Die hoeveelheid waarbij per
periode de som van de bestelkosten en de 
voorraadkosten minimaal is.



Slide 21 - Tekstslide

Optimale bestelgrootte berekenen

Dit kan op 3 manieren:



1. formule van Camp

2. m.b.v. een tabel

3. grafisch bepalen = m.b.v. een grafiek

Slide 22 - Tekstslide

1. formule van Camp

2 x V x B

C


Q = optimale bestelhoeveelheid

V = afzet op jaarbasis (aantal verwachtte verkopen)

B = bestelkosten per bestelling (in euro's)

C = voorraadkosten per eenheid (in euro's)

Q=

Slide 23 - Tekstslide

2. m.b.v. een tabel


Aflezen bij welke bestelgrootte de bestelkosten + opslagkosten minimaal zijn = optimale bestelgrootte

Slide 24 - Tekstslide

3. grafisch bepalen

Opslagkosten = tabel F

Bestelkosten = tabel C

Totale kosten = tabel G

A = snijpunt

B = laagste kosten

Q = optimale bestelhoeveelheid

Slide 25 - Tekstslide

Maken

Boek: FD B1

Hoofdstuk: 4

Opdracht: 4.08 t/m 4.13

Slide 26 - Tekstslide