Planning periode 1 + Overzicht domein C doorkijken
Actualiteit
Stof bespreken
Oefenen & examenvraag
Slide 2 - Tekstslide
Overzicht
C1
Natuurlijke systeem aarde
C2
Landschap
C3
Middellandse Zeegebied
Slide 3 - Tekstslide
Hoe werken we?
Maak geschreven aantekeningen en tekeningen tijdens de les in je AK-schrift
Schrijf mee met korte opdrachten op kladpapier, dit hoef je niet te bewaren.
Maken samen flashcards tijdens de les of thuis als huiswerk
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Slide 7 - Tekstslide
C1: Endogene krachten
Les 1
Slide 8 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van C1a kan ik...
het actualiteitsbeginsel uitleggen.
verschillende lagen van de aarde opnoemen en aanwijzen.
uitleggen waarom aardplaten bewegen.
verschillen tussen divergerende, convergerende en transforme plaatgrenzen beschrijven.
uitleggen hoe vulkanen, aardbevingen en gebergten ontstaan en kan de bijbehorende geomorfologische verschijnselen herkennen.
verschillende vormen van vulkanen linken aan het eruptietypen.
En hier examenvragen over maken!
Slide 9 - Tekstslide
Voorkennis: Weet je het nog?
Schrijf nummer 1t/m 10 op kladpapier
Lijst van 10 definities, welk begrip hoort erbij?
Slide 10 - Tekstslide
1
Het wegduiken van een oceanische plaat onder een andere plaat.
2
Het buitenste deel van de aarde bestaande uit de aardkorst en het buitenste deel van de aardmantel. Dit deel verschuift met de platentektoniek.
3
Stroming van vloeibaar en plastisch gesteente die in de mantel opwelt, onder de lithosfeer afkoelt, zijdelings wegstroomt en uiteindelijk weer daalt.
4
Hete plek in de asthenosfeer en de lithosfeer boven een mantelpluim, die gepaard gaat met vulkanisme.
5
Zeer grote vulkaankrater die is ontstaan door het instorten van het dak van een leeggelopen magmakamer.
6
Gloedwolk bestaande uit golven van vaste of half vloeibare lava, gas, rotsen en as.
7
Hoge golf bij de kust die ontstaat door een aardbeving in de oceanische lithosfeer.
8
Gebergte dat is ontstaan door buiging van de aardkorst.
9
Een langs een breukvlak omhoog gekomen deel van de aardkorst.
10
Schaal om de kracht van een aardbeving aan te geven.
subductie
lithosfeer
convectiestromen
hotspot
Caldera / Caldeira
pyroklastische stroom
tsunami
plooiingsgebergte
horst
schaal van richter
Slide 11 - Tekstslide
De aarde is 4.6 miljard jaar oud...
Veel ontwikkelingen door gemaakt.
Grondbeginsel van aardwetenschappers:
Het Actualiteitsbeginsel
Men gaat ervan uit dat processen die we nu op de aarde zien, vroeger ook zo hebben gewerkt.
Het heden vormt dus de sleutel tot het verleden. Processen herhalen zich gedurende de tijd.
Met dit concept kunnen geologen tegenwoordig dingen uitleggen en verklaren.
Slide 12 - Tekstslide
Opbouw van de aarde
Slide 13 - Tekstslide
Opbouw van de aarde
lithosfeer
asthenosfeer
convectiestromen
Het bovenste deel van de mantel tussen de ondermantel en de lithosfeer.
Bewegend heet magma in de mantel van de aarde.
De buitenste schil van de aarde, bestaande uit de aardkorst en het vaste, buitenste gedeelte van de aardmantel.
Slide 14 - Tekstslide
Lithosfeer bestaat uit verschillende platen
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
slab-pull
Ridge-push
Slab-pull model
Aardplaten bewegen door het slab-pull model.
Duwkracht vanuit de (mid)oceanische rug (ridge-push) en een trekkracht als gevolg van het wegduiken van de oceanische korst bij een subductiezone (slab-pull)
Duwkracht
Trekkracht
Convectiestromen
Stroming van vloeibaar en plastisch gesteente die in de mantel opwelt, onder de lithosfeer afkoelt, zijdelings wegstroomt en uiteindelijk weer daalt.
Slide 17 - Tekstslide
Plaatbewegingen
Slide 18 - Tekstslide
Dwarsdoorsnede
Slide 19 - Tekstslide
Vulkanisme
effusieve eruptie
explosieve eruptie pyroklastische stroom
Ontstaat bij subductiezones, divergentie & hotspots
Slide 20 - Tekstslide
Vulkanisme
Explosiviteit van vulkaan te maken met samenstelling van de magma.
Hoe meer water in de magma, hoe explosiever!
Hoe taaier de magma, hoe explosiever!
Slide 21 - Tekstslide
Slide 22 - Tekstslide
Vulkanisme
Uitzondering: hotspot
Slide 23 - Tekstslide
Aardbevingen
Meeste aardbevingen bij subductiezone, Er moet fricte zijn tussen platen
Maar bevindt het epicentrum zich onder water dan...
Slide 24 - Tekstslide
Aardbevingen
Maar bevindt het epicentrum zich onder water dan...
Slide 25 - Tekstslide
Aardbevingen
Meest gebruikt: Schaal van Richter
Sterkte / hoeveelheid energie die vrijkomt
Andere schaal = Schaal van Mercalli.
De intensiteit a.h.v. waarneembare schade
Slide 26 - Tekstslide
Gebergtevorming
Door plaatbegwegingen komt gesteente onder druk te staan. - Plooiingsgebergten
- Breukgebergten
Slide 27 - Tekstslide
Oefenen: True / False
Docent telt af 3-2-1 Op 1 laat je je antwoord zien!
Je mag in je aantekeningen spieken.
Slide 28 - Tekstslide
Het actualiteitsbeginsel is dat aardwetenschappers er vanuit gaan dat geologische processen die we nu zien en meten in het verleden ook zo hebben gewerkt.
Slide 29 - Tekstslide
De lithosfeer is de aardkorst en de asthenosfeer is de mantel.
Slide 30 - Tekstslide
De lithosfeer is de aardkorst en de asthenosfeer is de mantel.
Slide 31 - Tekstslide
Aardplaten bewegen alleen door convectiestromen, dat zijn ronddraaiende bewegingen van magma in de mantel.
Slide 32 - Tekstslide
Slide 33 - Tekstslide
Op de afbeelding zijn de volgende plaatbewegingen te zien in volgorde van links naar rechts:
convergentie, divergentie, transform
Slide 34 - Tekstslide
Bij subductiezones kunnen vulkanen ontstaan. De juiste locatie voor het ontstaan van de vulkaan is locatie B.
Slide 35 - Tekstslide
Vulkanisme bij subductiezones:
A
B
C
Slide 36 - Tekstslide
In onderstaande situatie kan een plooingsgebergte ontstaan.
Slide 37 - Tekstslide
Gebergtevorming
Slide 38 - Tekstslide
Op onderstaande foto is een stratovulkaan te zien
Slide 39 - Tekstslide
Zelf aan de slag
Maak de twee examenvragen op papier
Wil je nog extra lezen? Lees (gedeeltes van) H1 van de Geo - Systeem Aarde
Vulkanisme in Guatemala
Aardbeving in Sulawesi
Slide 40 - Tekstslide
Casus 1 : Pacaya in Guatemala
Slide 41 - Tekstslide
Casus 2 : Aardbeving Sulawesi
Slide 42 - Tekstslide
Vulkaan Pacaya vraag 2
Slide 43 - Tekstslide
Verschillende type magma
Continentale korst (Graniet)
Taai (kan moeilijk ontgassen)
explosief
oceanische korst (Basalt)
Vloeibaar (kan makkelijk ontgassen)
effusief
Hoe meer gasdruk, hoe explosiever.
Water in de magmahaard bevordert de gasdruk
Bij subductie tussen oceanische korst en continentale korst wordt er vaak waterhoudend sediment meegenomen de trog in, dit leidt tot explosief vulkanisme
Slide 44 - Tekstslide
Opgave 1: Vulkaan Pacaya
Leg uit...
Omdat dit..., gebeurd dat.... Vaak oorzaak en gevolg
Slide 45 - Tekstslide
Opgave 1: Vulkaan Pacaya
Vraag 2: leg uit... Antwoorden vergelijken, welke is beter en waarom?
Antwoord 1: Een vulkaan kan bestaan als gevolg van een subductie platenverschuiving beweging. De oceanische plaat onder de continentale plaat. In dit geval zal de Cocosplaat onder de Caribische plaat gedoken hebben.
Antwoord 2: Een oceanische plaat duikt onder een continentale plaat. De plaat smelt en magma opwelt (oorzaak). Er ontstaat een vulkaan (gevolg).
Slide 46 - Tekstslide
Opgave 2: Aardbeving
Slide 47 - Tekstslide
Opgave 2: Aardbeving
Beredeneer...
Omdat dit..., dus dat... --> denkproces!
Slide 48 - Tekstslide
Opgave 2: Aardbeving
Vraag 7: Beredeneer... Antwoorden vergelijken, welke is beter en waarom?
Antwoord 1: Eigenlijk niet, omdat er geen subductie in die omgeving plaatsvindt.
Antwoord 2: In dit gebied ligt een transforme breukzone. Daar duikt geen plaat, dus er is geen smeltend gesteente, en dus ook geen vulkanen
Slide 49 - Tekstslide
Overzicht
C1
Natuurlijke systeem aarde
C2
Landschap
C3
Middellandse Zeegebied
Slide 50 - Tekstslide
Lesdoelen
Aan het einde van C1a kan ik...
het actualiteitsbeginsel uitleggen.
verschillende lagen van de aarde opnoemen en aanwijzen.
uitleggen waarom aardplaten bewegen.
verschillen tussen divergerende, convergerende en transforme plaatgrenzen beschrijven.
uitleggen hoe vulkanen, aardbevingen en gebergten ontstaan en kan de bijbehorende geomorfologische verschijnselen herkennen.
verschillende vormen van vulkanen linken aan het eruptietypen.