Revisione

1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
ItaliaansBeroepsopleiding

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Capitolo 1
Primi contatti

Slide 2 - Tekstslide

Lei, di dov'è?
Ciao Paula, come stai?
Che caldo oggi!
Sono Anna, e tu?
Perché sei a Roma?
Sono di Roma.
Non c'è male
Sì, infatti, ma ieri faceva freddissimo
Sono Sofia, piacere
Sono qui per visitare la città.

Slide 3 - Sleepvraag

smakelijk

Slide 4 - Open vraag

goede reis

Slide 5 - Open vraag

Capitolo 2
Al bar, al ristorante
dialoghi

Slide 6 - Tekstslide

Capitolo 3
In albergo
i numeri e l'ora

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Het restaurant is alle dagen op behalve op dinsdag
A
vero
B
falso

Slide 9 - Quizvraag

12 uur 's middags wordt in het Italiaans genoemd
A
mezzanotte
B
mezzogiorno
C
mezzaluna
D
mezzo

Slide 10 - Quizvraag

Open van 12u tot 14u is...
A
alle 12 alle 14
B
dalle 12 dalle 14
C
dalle 12 alle 14
D
dal 12 al 14

Slide 11 - Quizvraag

ho la chiave numero
17

Slide 12 - Tekstslide

ho la chiave numero
56

Slide 13 - Tekstslide

ho la chiave numero
82

Slide 14 - Tekstslide

ho la chiave numero
137

Slide 15 - Tekstslide

ho la chiave numero
496

Slide 16 - Tekstslide

ho la chiave numero
11

Slide 17 - Tekstslide

Capitolo 4
Informazioni turistiche

Slide 18 - Tekstslide

het strand
A
il beach
B
la spiaggia
C
il mare
D
la sabia

Slide 19 - Quizvraag

la chiesa
A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

andiamo in montagna
A
je gaat naar de stad
B
je gaat naar de kust
C
je gaat naar de bergen
D
je weet niet waar je heen gaat

Slide 21 - Quizvraag

het zwembad

Slide 22 - Open vraag

Slide 23 - Tekstslide

Ik wil met Pasen het museum bezoeken. Kan dit?
A
si
B
no

Slide 24 - Quizvraag

Ik wil om 19:00 u een ticket kopen om binnen te gaan. Kan dit?
A
si
B
no

Slide 25 - Quizvraag

Ik wil op zondag naar dit museum. Kan dit?
A
si
B
no

Slide 26 - Quizvraag

Capitolo 5
muoversi in città

Slide 27 - Tekstslide

je gaat met de fiets
A
vado in bici
B
vado in macchina
C
vado in aereo
D
vado a piedi

Slide 28 - Quizvraag

"in aereo" betekent...

Slide 29 - Open vraag

als je te voet gaat dan zeg je ...

Slide 30 - Open vraag

Capitolo 6
Fare spese
dialoghi

Slide 31 - Tekstslide