Spelling 2F (Taalblokken 4)

Spelling 2F
  1. Meervoud zelfstandig naamwoord
  2.  Verkleinwoorden
  3. Samenstellingen
  4. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Spelling 2F
  1. Meervoud zelfstandig naamwoord
  2.  Verkleinwoorden
  3. Samenstellingen
  4. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 1 - Tekstslide

Enkelvoud - meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in enkelvoud 
én meervoud zetten. Bij het enkelvoud is er één van iets, 
bij het meervoud is er méér van iets.

Let op! 
Er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld melk of rijst.

Slide 2 - Tekstslide

Hoe kun je meervoud maken?
  1. -s achter het woord
  2. 's achter het woord
  3. -en achter het woord (evt. extra letter)
  4. ën achter het woord 
  5. bijzondere gevallen

Slide 3 - Tekstslide

Meervoud met s of 's?
Meervoud met -s wanneer je dit hoort

Wanneer komt de apostrof (') dan voor de -s?
  1. Als je het woord daardoor verkeerd uitspreekt bij woorden die eindigen op een lange klank a, i, o, u  --> duo's
  2. Bij woorden die eindigen op een -y --> baby's
  3. Bij afkortingen altijd --> cd's

Slide 4 - Tekstslide

Woorden met -ie als uitgang
Uitgang -ie
In onze taal kennen we veel zelfstandig naamwoorden die eindigen met -ie in enkelvoud. In het meervoud zijn er dan 2 verschillende opties:

  1. Een trema op de 'e' die er al staat + n  ----> olie = oliën
  2. Het woord + extra ë + n                              ----> therapie = therapieën 











Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Meervoud trema
Wanneer wél een extra -e 
  1. Eindigt het woord in enkelvoud op dubbel -ee? Dan altijd een extra ë. De trema komt altijd op de laatste -e (zeeën)
  2. Eindigt het woord op -ie? En valt de klemtoon op de laatste lettergroep? Ook dan komt er een extra -e. Ook hierbij komt de trema op de laatste -e (fantasieën - melodieën)










Slide 7 - Tekstslide

Meervoud met trema 
Geen extra -e
Eindigt het woord op -ie, maar valt de klemtoon NIET op de laatste lettergreep? --->  dan komt er géén extra -e. De trema komt op de -e die er al staat +n. 

bacteriën / poriën









Slide 8 - Tekstslide

Meervoud bijzondere gevallen
2 meervoudsvormen 
- datum --> datums of data
- groente --> groenten of groentes 
Bijzondere meervoud
- politicus --> politici
- museum --> musea
Zelfstandig naamwoorden zonder meervoud
- Melk
- Rijst










Slide 9 - Tekstslide

Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ie, komt er in het meervoud altijd een trema
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Welk meervoud van een zelfstandig naamwoord op een -ie is verkeerd geschreven?
A
Democratieën
B
Categorieën
C
Kolonieën
D
Knieën

Slide 11 - Quizvraag

Welke bewering is juist?
A - Als je een woord met de –s eraan verkeerd uitspreekt, gebruik je ‘s.
B - Meervoud van woorden eindigend op -y maak je met -en.
C - Woorden die eindigen op -ie krijgen altijd -s.
A
A
B
B
C
C
D
Geen van allen

Slide 12 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?



asperge
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud

Slide 13 - Quizvraag

Welke meervoudsregel hoort erbij?


alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
Geen meervoud

Slide 14 - Quizvraag

Meervoud van BMW
A
BMW-s
B
BMW's
C
BMWs

Slide 15 - Quizvraag

Woorden zonder MEERVOUD

Er zijn  woorden die geen meervoud kennen.

politie 

rijst

tarwe

zand

warmte 



Slide 16 - Tekstslide

Spelling 2F
  1. Meervoud zelfstandig naamwoord
  2.  Verkleinwoorden
  3. Samenstellingen
  4. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 17 - Tekstslide

Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden eindigen op:

-etje, -tje, -nkje, -pje, -je 

Slide 20 - Tekstslide

Verkleinwoord > het
Vóór een verkleinwoord gebruik je altijd het lidwoord het

  • De man > het mannetje
  • Het kind > het kindje
  • De groep > het groepje

Slide 21 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden

het huisje - de huisjes
het kaboutertje - de kaboutertjes
het duimpje - de duimpjes

Slide 22 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een open lettergreep (lange klank)
Extra klinker + -tje
  • autootje
  • parapluutje
  • taxietje
  • cafeetje

Let op: worden die eindigen op -i  ---> -i wordt -ie

Slide 23 - Tekstslide

Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje 
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje                      dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je                       pdf – pdf’je

Slide 24 - Tekstslide

Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden eindigen op:

-etje, -tje, -nkje, -pje, -je 

Slide 25 - Tekstslide

Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje 
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje                      dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je                       pdf – pdf’je

Slide 26 - Tekstslide

Verkleinwoord > het
Voor een verkleinwoord gebruik je altijd het

  • De man > het mannetje
  • Het kind > het kindje
  • De groep > het groepje

Slide 27 - Tekstslide

Verkleinwoorden
Verkleinwoorden

het huisje - de huisjes
het kaboutertje - de kaboutertjes
het duimpje - de duimpjes

Slide 28 - Tekstslide

Woorden die eindigen op een open lettergreep (lange klank)
Extra klinker + -tje
  • autootje
  • parapluutje
  • taxietje
  • cafeetje

Let op: worden die eindigen op -i  ---> -i wordt -ie

Slide 29 - Tekstslide

Spelling 2F
  1. Meervoud zelfstandig naamwoord
  2.  Verkleinwoorden
  3. Samenstellingen
  4. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 30 - Tekstslide

Tussenletters bij samenstelling







3 soorten tussenletters:

Tussenletters –en
Tussenletter –e-
Tussenletter –s-

Slide 31 - Tekstslide

Tussenletters -en-
  • Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is én alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
  • Bananendoos
  • Schoenenwinkel
  • Kippensoep


Slide 32 - Tekstslide

Tussenletter -e- 
  1. Als het eerste woord een meervoud op -en heeft, maar óók een meervoud op -es heeft. (groentesoep)
  2. Als het eerste deel een versterkende betekenis heeft (beresterk)
  3. Als het eerste deel uniek is, er maar één van is (maneschijn)
  4. Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is (goedemorgen)


Slide 33 - Tekstslide

Tussenletter -s- 
  1. De tussenletter s schrijf je wanneer je deze hoort!
  2. Als het tweede deel van de samenstelling begint met een s, hoor je niet of er een tussenklank -s moet staan. Vervang dan het tweede deel van de samenstelling door een woord dat met een andere letter begint. Dan hoor je of je een tussenklank -s moet schrijven.
  • station + straat      = stationsstraat
  • station + weg          = stationsweg

Slide 34 - Tekstslide

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
bendeleden
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 35 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 36 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 37 - Quizvraag

Kies de samenstelling met de juiste tussenletter:
voorjaar + storm
A
voorjaarsstorm
B
voorjaarstorm

Slide 38 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 39 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 40 - Quizvraag

Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-?
beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s

Slide 41 - Quizvraag

Spelling 2F
  1. Meervoud zelfstandig naamwoord
  2.  Verkleinwoorden
  3. Samenstellingen
  4. Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?

Slide 42 - Tekstslide

0

Slide 43 - Video

Slide 44 - Video

Welk onderdeel van Spelling wil je nog herhalen?
Meervoud ZN
Verklein-woorden
Samen-stellingen
(Stoffelijk) bijvoeglijk naamwoord
Woorden afbreken

Slide 45 - Poll

Spelling 2F
  1. Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  2. Persoonsvorm verleden tijd
  3. Voltooid deelwoord
  4. Engelse woorden

Slide 46 - Tekstslide