In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Spelling 2F
Meervoud zelfstandig naamwoord
Verkleinwoorden
Samenstellingen
Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?
Slide 1 - Tekstslide
Enkelvoud - meervoud
De meeste zelfstandig naamwoorden kun je in enkelvoud
én meervoud zetten. Bij het enkelvoud is er één van iets,
bij het meervoud is er méér van iets.
Let op!
Er zijn uitzonderingen, bijvoorbeeld melk of rijst.
Slide 2 - Tekstslide
Hoe kun je meervoud maken?
-s achter het woord
's achter het woord
-en achter het woord (evt. extra letter)
ën achter het woord
bijzondere gevallen
Slide 3 - Tekstslide
Meervoud met s of 's?
Meervoud met -s wanneer je dit hoort
Wanneer komt de apostrof (') dan voor de -s?
Als je het woord daardoor verkeerd uitspreekt bij woorden die eindigen op een lange klank a, i, o, u --> duo's
Bij woorden die eindigen op een -y --> baby's
Bij afkortingen altijd --> cd's
Slide 4 - Tekstslide
Woorden met -ie als uitgang
Uitgang -ie
In onze taal kennen we veel zelfstandig naamwoorden die eindigen met -ie in enkelvoud. In het meervoud zijn er dan 2 verschillende opties:
Een trema op de 'e' die er al staat + n ----> olie = oliën
Het woord + extra ë + n ----> therapie = therapieën
Slide 5 - Tekstslide
Slide 6 - Tekstslide
Meervoud trema
Wanneer wél een extra -e
Eindigt het woord in enkelvoud op dubbel -ee? Dan altijd een extra ë. De trema komt altijd op de laatste -e (zeeën)
Eindigt het woord op -ie? En valt de klemtoon op de laatste lettergroep? Ook dan komt er een extra -e. Ook hierbij komt de trema op de laatste -e (fantasieën - melodieën)
Slide 7 - Tekstslide
Meervoud met trema
Geen extra -e
Eindigt het woord op -ie, maar valt de klemtoon NIET op de laatste lettergreep? ---> dan komt er géén extra -e. De trema komt op de -e die er al staat +n.
bacteriën / poriën
Slide 8 - Tekstslide
Meervoud bijzondere gevallen
2 meervoudsvormen
- datum --> datums of data
- groente --> groenten of groentes
Bijzondere meervoud
- politicus --> politici
- museum --> musea
Zelfstandig naamwoorden zonder meervoud
- Melk
- Rijst
Slide 9 - Tekstslide
Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ie, komt er in het meervoud altijd een trema
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
Welk meervoud van een zelfstandig naamwoord op een -ie is verkeerd geschreven?
A
Democratieën
B
Categorieën
C
Kolonieën
D
Knieën
Slide 11 - Quizvraag
Welke bewering is juist? A - Als je een woord met de –s eraan verkeerd uitspreekt, gebruik je ‘s. B - Meervoud van woorden eindigend op -y maak je met -en. C - Woorden die eindigen op -ie krijgen altijd -s.
A
A
B
B
C
C
D
Geen van allen
Slide 12 - Quizvraag
Welke meervoudsregel hoort erbij?
asperge
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud
Slide 13 - Quizvraag
Welke meervoudsregel hoort erbij?
alinea
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
Geen meervoud
Slide 14 - Quizvraag
Meervoud van BMW
A
BMW-s
B
BMW's
C
BMWs
Slide 15 - Quizvraag
Woorden zonder MEERVOUD
Er zijn woorden die geen meervoud kennen.
politie
rijst
tarwe
zand
warmte
Slide 16 - Tekstslide
Spelling 2F
Meervoud zelfstandig naamwoord
Verkleinwoorden
Samenstellingen
Wel of geen -e bij bijvoeglijk naamwoord?
Slide 17 - Tekstslide
Een verkleinwoord is een zelfstandig naamwoord (mens, dier of ding) dat verkleind wordt!
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Video
Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden eindigen op:
-etje, -tje, -nkje, -pje, -je
Slide 20 - Tekstslide
Verkleinwoord > het
Vóór een verkleinwoord gebruik je altijd het lidwoord het.
De man > het mannetje
Het kind > het kindje
De groep > het groepje
Slide 21 - Tekstslide
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
het huisje - de huisjes
het kaboutertje - de kaboutertjes
het duimpje - de duimpjes
Slide 22 - Tekstslide
Woorden die eindigen op een open lettergreep (lange klank)
Extra klinker + -tje
autootje
parapluutje
taxietje
cafeetje
Let op: worden die eindigen op -i ---> -i wordt -ie
Slide 23 - Tekstslide
Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je pdf – pdf’je
Slide 24 - Tekstslide
Verkleinwoorden
De meeste verkleinwoorden eindigen op:
-etje, -tje, -nkje, -pje, -je
Slide 25 - Tekstslide
Verkleinwoord met apostrof
Verkleinwoorden op de y, schrijf je met een apostrof:
baby - baby'tje
Afkortingen die eindigen op een open lettergreep of een -r
A4 - A4’tje dvd(ee) - dvd’tje
Afkortingen die eindigen op een gesloten lettergreep
A5 – A5’je pdf – pdf’je
Slide 26 - Tekstslide
Verkleinwoord > het
Voor een verkleinwoord gebruik je altijd het.
De man > het mannetje
Het kind > het kindje
De groep > het groepje
Slide 27 - Tekstslide
Verkleinwoorden
Verkleinwoorden
het huisje - de huisjes
het kaboutertje - de kaboutertjes
het duimpje - de duimpjes
Slide 28 - Tekstslide
Woorden die eindigen op een open lettergreep (lange klank)
Extra klinker + -tje
autootje
parapluutje
taxietje
cafeetje
Let op: worden die eindigen op -i ---> -i wordt -ie
Als het eerste woord een zelfstandig naamwoord is én alleen een meervoud heeft op -en, gebruik je -en- als tussenletters.
Bananendoos
Schoenenwinkel
Kippensoep
Slide 32 - Tekstslide
Tussenletter -e-
Als het eerste woord een meervoud op -en heeft, maar óók een meervoud op -es heeft. (groentesoep)
Als het eerste deel een versterkende betekenis heeft (beresterk)
Als het eerste deel uniek is, er maar één van is (maneschijn)
Als het eerste deel geen zelfstandig naamwoord is (goedemorgen)
Slide 33 - Tekstslide
Tussenletter -s-
De tussenletter s schrijf je wanneer je deze hoort!
Als het tweede deel van de samenstelling begint met een s, hoor je niet of er een tussenklank -s moet staan. Vervang dan het tweede deel van de samenstelling door een woord dat met een andere letter begint. Dan hoor je of je een tussenklank -s moet schrijven.
station + straat = stationsstraat
station + weg = stationsweg
Slide 34 - Tekstslide
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? bendeleden
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 35 - Quizvraag
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? weidevogel
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 36 - Quizvraag
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? zonnebril
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 37 - Quizvraag
Kies de samenstelling met de juiste tussenletter: voorjaar + storm
A
voorjaarsstorm
B
voorjaarstorm
Slide 38 - Quizvraag
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? dieptepunt
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 39 - Quizvraag
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? reuzegroot
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 40 - Quizvraag
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? beresterk
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s
Slide 41 - Quizvraag
Waarom heeft de samenstelling een tussenletter -e-? breedtegraad
A
Het eerste woord gaat over iets waar er maar één van is
B
Het eerste woord heeft een versterkende betekenis
C
Het eerste woord heeft een meervoud op -en én op -s