LL module 3 - alle theorie

1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

§3.2 Geschiedenis: waarover wordt verteld?
geschiedenis/fabel/story                                        hoofdpersoon
chronologisch (temporeel in tijd)                        bijpersoon: helper/tegenstander
logisch (causaal)                                                          kern van de geschiedenis
handelingsfunctie                                                       ruimte
personages                                                                     tijd
verhaalwerkelijkheid                                                   setting
experimentele ruimte
waarde en normen

Slide 7 - Tekstslide

geschiedenis
verhaal
sujet
plot
chronologie
tijdsvolgorde
setting
tijd
ruimte

personages
rollen
hoofdpersoon
bijpersoon
versnelling
vertraging
scène
flashback
motieven


Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

3.4 Verteller
Twee vertelvormen, drie vertelinstanties:
  • de basisvertelvorm waarbij de verteller geen personage is in de handeling:
  • --> auctoriale vertelinstantie (verteller heeft rol van verteller)
  • --> personale vertelinstantie (verteller beschrijft uitvoerig vanuit een personage, hij/zij perspectief)
  • de basisvertelvorm waarbij de verteller een personage is in de handeling:
  • --> ik-vertelinstantie

Slide 13 - Tekstslide

3.4 Verteller
  • Auctoriale vertelinstantie verteller van een gs waarin hij zelf niet meedoet - kan alwetend zijn -  (Jane the Virgin
  • Personale vertelinstantie (soms meervoudig) alles gezien vanuit de hij/zij-persoon
  • Ik-vertelinstantie (soms meervoudig) alles gezien vanuit de ik-persoon
  • --> vertellend-ik: vertellersrol wordt benadrukt, vertelt achteraf in de vt en weet meer 
  • --> belevend-ik: handelen als personage wordt benadrukt, gevoelens en gedachten, heden
  • Onbetrouwbaar perspectief de verteller liegt, gebruikt drugs of is vergeetachtig

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Welk perspectief?
De Aanslag - Harry Mulisch - 1982
Ver, ver weg in de tweede wereldoorlog woonde een zekere Anton Steenwijk met zijn ouders en zijn broer aan de rand van Haarlem. Aan een kade, die over een lengte van honderd meter langs het water liep en dan met een flauwe bocht weer een gewone straat werd, stonden vier huizen niet ver van elkaar.

Slide 16 - Tekstslide

van welk perspectief is sprake?
A
ik-vertelinstantie
B
personale vertelinstantie (hij/zij)
C
auctoriale vertinstantie

Slide 17 - Quizvraag

Welk perspectief?
Een nagelaten bekentenis - Marcellus Emants 1894

Mijn vrouw is dood en al begraven.
Ik ben alleen in huis, alleen met de twee meiden.
Dus ben ik weer vrij; maar wat baat me nu die vrijheid?
Ten naastenbij kan ik krijgen, wat ik sinds twintig jaar - ik ben vijf en dertig -
verlangd heb; maar thans durf ik 't niet nemen en zoo heel veel zou ik er toch niet meer
van genieten.

Slide 18 - Tekstslide

van welk perspectief is sprake?
A
ik-vertelinstantie
B
personale vertelinstantie (hij/zij)
C
auctoriale vertinstantie

Slide 19 - Quizvraag

Welk perspectief?
Een bord spaghetti - Adriaan van Dis 1984
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken. Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn,  soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest.

Slide 20 - Tekstslide

van welk perspectief is sprake?
A
ik-vertelinstantie
B
personale vertelinstantie (hij/zij)
C
auctoriale vertinstantie

Slide 21 - Quizvraag

Welk perspectief?
Een bord spaghetti - Adriaan van Dis 1984
Muller was hinderlijk keurig. Hij zag er altijd uit of hij zojuist van de stomerij kwam, broek vlekkeloos in de plooi, regenjas opgesteven, blauwe blazer ongekreukt en zijn lippen in een glimlach geperst. Niemand mocht zich aan hem storen. Hij wilde een onberispelijke indruk maken. Muller was beleefd, hij knikte altijd begrijpend als een ander wat betoogde, ja als het ja moest zijn,  soms nee. Een vertegenwoordiger mag nooit opvallen, vond hij. Vaak wisten de mensen met wie hij onderweg te maken had, niet eens of hij komen moest of al was langs geweest.

Slide 22 - Tekstslide

Welk perspectief?
Noodlot - Louis Couperus 1890

De handen in de zakken, den kraag van zijn pels op, ging Frank door het stuiven der sneeuw voort, langs den eenzamen Adelaïde-Road, in den avond. Toen hij het villa-tje naderde, waar hij woonde, - White-Rose, geheel gedoken, gedompeld, verzonken in de blankheid der sneeuw, als een nestje in watten, - zag hij iemand op zich afkomen, van Primrose Hill. Hij richtte zijn blik vast op het gelaat van den man, die hem blijkbaar wilde aanspreken; niet wetende wat deze in zijn schild voerde in dien eenzamen sneeuwnacht, en hij was zeer verbaasd, toen hij, in het Hollandsch, hoorde: - Neemt u me niet kwalijk... is u niet meneer Westhove? - Ja, antwoordde Frank. Wie is u? Wat is er? - Ik ben Robert van Maeren, misschien herinnert u zich... - Bertie, jij? riep Frank uit. Hoe kom je hier in Londen!

Slide 23 - Tekstslide

van welk perspectief is sprake?
A
ik-vertelinstantie
B
personale vertelinstantie (hij/zij)
C
auctoriale vertinstantie

Slide 24 - Quizvraag

welke perspectieven ken je?

Slide 25 - Woordweb