2HV spelling

Welke zin is juist?
A
Vindt je vriendin dat leuk?
B
Vind je vriendin dat leuk?
C
Vindt jij vriendin dat leuk?
D
Vind jij vriendin dat leuk?
1 / 38
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welke zin is juist?
A
Vindt je vriendin dat leuk?
B
Vind je vriendin dat leuk?
C
Vindt jij vriendin dat leuk?
D
Vind jij vriendin dat leuk?

Slide 1 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Bereid je moeder de maaltijd?
B
Bereidt je moeder de maaltijd?
C
Bereid jij moeder de maaltijd?
D
Bereidt jij moeder de maaltijd?

Slide 2 - Quizvraag

Welke zin is juist?
A
Vindt jij dat gezellig?
B
Vindt je dat gezellig?
C
Vind jij dat gezellig?

Slide 3 - Quizvraag

Beantwoordt je klasgenoot die vraag?
A
juist
B
onjuist

Slide 4 - Quizvraag

Houd je vader ook van formule 1?
A
juist
B
onjuist

Slide 5 - Quizvraag

Lastige werkwoordsvormen
Ik laad mijn telefoon altijd ‘s nachts op. Wanneer laad jij hem op? Jij laadt hem toch drie keer per dag op?


Bij werkwoorden waarvan de stam eindigt op een d, worden vaak fouten gemaakt in de spelling pvtt (persoonsvorm tegenwoordige tijd)

-d of –dt?
Hoe bepaal je dit?

Slide 6 - Tekstslide

De regel:
Zonder –t : ik OF als jij (je) achter het werkwoord staat!
Met –t: alle andere gevallen : jij/hij/zij/het (dingen, dieren enz.)

Vul als test het werkwoord lopen of koken in. Hoor je een –t? Dan schrijf je hem ook!


Slide 7 - Tekstslide

Ik laad mijn telefoon altijd ‘s nachts op. Wanneer laad jij hem op? Jij laadt hem toch drie keer per dag op?

Waar is 'koken' correct gebruikt voor de test?
A
Ik kookt mijn telefoon 's nachts op.
B
Wanneer kookt jij hem op?
C
Jij kookt hem toch drie keer per dag?

Slide 8 - Quizvraag

In het voorjaar ... (wieden) mijn moeder altijd het onkruid.
A
wied
B
wiet
C
wiedt

Slide 9 - Quizvraag

Ik denk dat het vliegtuig zo ... (landen).
A
land
B
landt

Slide 10 - Quizvraag

Wat is het verschil in betekenis?
Moordenaar bekent
Moordenaar bekend

Slide 11 - Tekstslide

Wat is het verschil in betekenis?
Premier verbaast
Premier verbaasd

Slide 12 - Tekstslide

Na de melding ... (vinden) de boswachter het ... (doden) hert al snel.
A
vind, gedoodde
B
vond, gedode
C
vindt, gedode
D
vond, gedoodde

Slide 13 - Quizvraag

Tijdens de excursie hebben oudere leelringen de eersteklassers ... (begeleiden).
A
begeiden
B
begeleidt
C
begeleid
D
begeleidde

Slide 14 - Quizvraag

Pas na middernacht heeft de ober de kaarsen in het restaurant ... (doven).
A
gedooft
B
gedoven
C
gedoofd

Slide 15 - Quizvraag

... (aanvaarden) jij ook de nadelen van de geboden oplossing?
A
aanvaard
B
aanvaardt

Slide 16 - Quizvraag

Luid ... (schreeuwen) ... (vluchten) de ... (schrikken) bewoners gisteren uit het ... (instorten) pand.
A
schreeuwden, vluchtten, geschrokken, ingestorte
B
schreeuwend, vluchten, geschrokken, ingestortte
C
schreeuwde, vluchten, schrokken, ingestortte
D
schreeuwend, vluchtten, geschrokken, ingestorte

Slide 17 - Quizvraag

Welk woord is hier tweemaal verborgen, en hoe?



treeggegnillingeggeert

Slide 18 - Tekstslide

Raadsel 2
Hij die het maakt, wil het niet hebben. Hij die het koopt, zal het niet gebruiken. Hij die het gebruikt, heeft er geen weet van. Over wat hebben we het hier?

Slide 19 - Tekstslide

Waar staan de afkortingen ook alweer voor?
pvtt
pvvt
gw
vd
inf
od
bn

Slide 20 - Tekstslide

Oefenen H4
Maak opdracht 1 en 4 op blz. 126.
Ga bij ieder woord na wat de regels zijn!

Slide 21 - Tekstslide

Goedemorgen!
Ga rustig op je vaste plek zitten.
Doe je jas uit.
Berg je telefoon op.
Pak je spullen.

Slide 22 - Tekstslide

Deze les:
Vragen over het huiswerk?
Lesstof 'voorbeelden' koppelen aan het WK

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 1
1 In een aparte ruimte twistte de jury langdurig over de uitslag.
1 In een aparte ruimte twistten de juryleden...
2 Wie wil aandacht besteden aan het gepeste meisje?
3 In het stadspark verwondde de agressieve hond een jong katje.
4 Wachtende familieleden verblijdden afgelopen zondag de gelande passagiers in de aankomsthal.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 4, bijvoorbeeld:
1 De door het zonlicht verlichte kamer zag er heel gezellig uit.
De lantaarn verlichtte de straat nauwelijks.

2 Tijdens de vakantie leidden de gidsen de vakantiegangers langs de bezienswaardigheden.
Waarheen zou deze ingewikkelde route leiden?

Slide 25 - Tekstslide

Vervolg
3 De juryleden vermelden nauwkeurig het aantal punten per winnaar.
Het vermelde telefoonnummer van de klantenservice klopte niet.
4 Sophie is ontroostbaar en niemand kan haar liefdesverdriet verzachten.
Gelukkig verzachtte de spierzalf de pijnlijke kneuzing.

Slide 26 - Tekstslide

Hoe overtuig je iemand die niet naar het WK kijkt van deze uitspraak?

Het is een bizar WK.

Slide 27 - Tekstslide

Hoe overtuig je iemand die niet naar het WK kijkt van deze uitspraak?

Het is een bizar WK.

Voorbeelden geven van bizarre dingen.

Slide 28 - Tekstslide

voorbeelden geven = formuleren H3
Leerdoel: 
Je moet correct voorbeelden kunnen gebruiken en aankondigen in een tekst.

Slide 29 - Tekstslide

Voorbeelden van bizarre dingen dit WK:
Saoedi Arabië won van Argentinië.
Japan won van Duitsland.
Duitsland ging na de groepsfase al naar huis.
Marokko haalde de halve finale.
Bij NED-ARG werden 14 gele kaarten uitgedeeld.

Slide 30 - Tekstslide

Voorbeelden geven
Welke signaalwoorden kondigen een voorbeeld aan?

Slide 31 - Tekstslide

Voorbeelden geven
Welke signaalwoorden kondigen een voorbeeld aan?

zoals, bijvoorbeeld, neem nu, zo, denk maar aan

Slide 32 - Tekstslide

Voorbeelden geven
Welke signaalwoorden kondigen een voorbeeld aan?
zoals, bijvoorbeeld, neem nu, zo, denk maar aan

2022 was een fijn jaar. Zo waren er al vrij snel geen coronaregels meer. Ook hebben we erg veel mooi weer gehad in de zomer.
Niet alles was fijn. Neem nu de uitschakeling van Nederland op het WK.


Slide 33 - Tekstslide

Schrijf een kleine alinea over het WK
  • Leg uit dat het enerzijds een bizar WK is en gebruik daarbij voorbeelden.
  • Leg uit dat het anderzijds niet per se bizar is omdat er ook dingen gebeurd zijn die gewoon te verwachten waren. Geef voorbeelden. 
    (Kijk je geen WK? Verzin dan gewoon wat.)
  • Gebruik de signaalwoorden voor voorbeelden en opsommingen!

Slide 34 - Tekstslide

Deze les:
Toevoeging vorige les: hoe formuleer je correct? AANTEKENING
Vragen over de toets?
Kahoot

Slide 35 - Tekstslide

Voorbeelden geven
Welke signaalwoorden kondigen een voorbeeld aan?

zoals, bijvoorbeeld, neem nu, zo, denk maar aan

Slide 36 - Tekstslide

Hoe formuleer je de zinnen? 
Punt of komma?
Er gebeuren rare dingen, zoals de gelekaartenregen bij Nederland tegen Argentinië. 

Er gebeuren rare dingen, bijvoorbeeld: ... en ....
Er gebeuren rare dingen. Messi kreeg geen geel voor hands bijvoorbeeld.

Slide 37 - Tekstslide

Hoe formuleer je de zinnen?

Er gebeuren rare dingen. Neem nu die penalty van gisteren, was die echt terecht?

Er gebeuren rare dingen. Zo kregen twee mensen buiten het veld een gele kaart.

Er gebeuren rare dingen. Denk maar aan ...

Slide 38 - Tekstslide