Taal donderdag 22 dec
1 / 14
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Wat is geen succescriteria voor het hele werkwoord vinden in de zin.
A
Eindigt meestal op een -t
B
Eindigt meestal op -en
C
Is hetzelfde als de wij vorm.
D
Staat in de tegenwoordige tijd
Slide 2 - Quizvraag
Zoek het werkwoord:
De buren klagen over de rommel voor de deur.
De buren klagen over de rommel voor de deur.
A
de rommel
B
de buren
C
de deur
D
klagen
Slide 3 - Quizvraag
Kies het hele werkwoord
A
klaag
B
klaagt
C
klagen
D
klacht
Slide 4 - Quizvraag
Jari loopt zonder jas op straat. Wat is het hele werkwoord van loopt?
Slide 5 - Open vraag
Zoek het werkwoord en maak er het hele werkwoord van.
Op het plein valt een kind erg hard.
Op het plein valt een kind erg hard.
Slide 6 - Open vraag
Welk woord past niet bij de tegenwoordige tijd.
A
gisteren
B
vandaag
C
straks
D
volgende week
Slide 7 - Quizvraag
We voetbalden een mooi toernooi afgelopen week. Deze zin staat in de ...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 8 - Quizvraag
De jongen moet op tijd naar huis komen. Deze zin staat in de ...
A
tegenwoordige tijd
B
verleden tijd
Slide 9 - Quizvraag
Welk woord past bij de verleden tijd?
A
morgen
B
maar
C
groter
D
vroeger
Slide 10 - Quizvraag
wat is de ik-vorm van lopen?
A
liep
B
loop
C
lopen
D
liepen
Slide 11 - Quizvraag
wat is een succescriteria van de hij-vorm?
A
eindigt op een -t
B
eindigt op -en
C
staat in de verleden tijd
Slide 12 - Quizvraag
Zoek de hij-vorm
A
dragen
B
draag
C
draagt
D
droeg
Slide 13 - Quizvraag
wat is de hij-vorm van vragen?
schrijf alleen het werkwoord op.
schrijf alleen het werkwoord op.
