Nieuw Nederlands H4: leesvaardigheid havo/vwo

Nederlands
Hoofdstuk 4, leesvaardigheid

Argumenteren 2

1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 13 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Hoofdstuk 4, leesvaardigheid

Argumenteren 2

Slide 1 - Tekstslide

Welkom!
Planning

Leesvaardigheid: argumenteren 2

Afmaken toets H3
Starten H4
...

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel
Wat je al weet:
- Je onderscheidt standpunt en argumenten.
- Je maakt onderscheid tussen feitelijke en waarderende argumenten.
- Je herkent argumentatiestructuren.

Wat je gaat leren:
-Je herkent tegenargumenten en weerleggingen

Slide 3 - Tekstslide

Even opfrissen:

In de zin: 'Ik vind Lupin een geweldige serie, want hij is ontzettend spannend' is 'want hij is ontzettend spannend' een...

A
standpunt
B
feitelijk argument
C
waarderend argument
D
nevenschikkende argumentatie

Slide 4 - Quizvraag

Betoog
Een tekst waarin de schrijver zijn standpunt onderbouwt met argumenten, noemen we een betoog

Hij kan ook alvast mogelijke tegenargumenten noemen en die alvast weerleggen

Waarom zou een schrijver dit doen?

Slide 5 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
Een tegenargument is een argument tegen het standpunt.

Een weerlegging is een argument dat laat zien dat een ander argument zwak of onwaar is.

Ik vind dat leerlingen in de klas muziek moeten kunnen luisteren (standpunt). Van muziek in de klas wordt vaak gezegd dat het slecht is voor de concentratie. (tegenargument) Daar heb ik echter nog nooit iets van gemerkt. Als wij van een docent weleens naar muziek mogen luisteren in de les, kun je – als je je koptelefoon even afdoet – gewoon een speld horen vallen: iedereen is met zijn werk bezig, ook de leerlingen die niet naar muziek luisteren, want zij worden niet door anderen afgeleid (weerlegging).

Slide 6 - Tekstslide

Tegenargument en weerlegging
Signaalwoorden bij (tegen)argument:
omdat, immers, want, de reden dat ...

Signaalwoorden bij tegenargument en weerlegging:
maar, hoewel , echter, toch, ofschoon ...

Slide 7 - Tekstslide

Een tegenargument is een argument tegen het standpunt.
A
waar
B
niet waar

Slide 8 - Quizvraag

Aan het signaalwoord 'maar' kun je een weerlegging herkennen.
A
waar
B
niet waar

Slide 9 - Quizvraag

Een tegenargument of weerlegging kun je altijd herkennen aan een signaalwoord
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quizvraag

Standpunt: Social media zijn niet goed voor de maatschappij.
Tegenargument: Voorstanders van social media zeggen dat je op social media vriendschappen kunt opbouwen.
Weerlegging: ...

Slide 11 - Open vraag

Als het goed is, weet je nu wat een tegenargument en een weerlegging is.

😒🙁😐🙂😃

Slide 12 - Poll

Aan de slag!
Maak opdrachten bij hoofdstuk 4

- Leesvaardigheid (minimaal 2/3 opdrachten)
- Afmaken eindopdracht H3
- Boeken lezen + opdrachten

Vragen? 
Succes!

Slide 13 - Tekstslide