Net als in het Nederlands gebruik je om de passé composé in het Frans te maken een hulpwerkwoord ( être of avoir) en een voltooid deelwoord.
Bij regelmatige werkwoorden doe je dat als volgt:
Donner - donné - j'ai donné ( geven - gegeven- ik heb gegeven)
Entendre - entendu - il a entendu ( horen - gehoord - hij heeft gehoord)
Choisir - choisi - nous avons choisi ( kiezen - gekozen - wij hebben gekozen)