Persoonsvorm tegenwoordige en verleden tijd

Voordat we gaan beginnen...

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je boeken op tafel
1 / 36
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 36 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Voordat we gaan beginnen...

Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je boeken op tafel

Slide 1 - Tekstslide

Lezen uit je leesboek

10 minuten
in stilte

Slide 2 - Tekstslide

Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige én verleden tijd

Slide 3 - Tekstslide

Doel
Na deze les kan je..

- De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen
- De persoonsvorm in de verleden tijd (sterk of zwak) goed spellen

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordspelling
Belangrijkste vraag als je een werkwoord moet spellen:
Welke werkwoordsvorm is het?

  • Persoonsvorm
  • Infinitief
  • Voltooid deelwoord
  • Onvoltooid deelwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Gebiedende wijs

Slide 5 - Tekstslide

Persoonsvorm
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd
  • Persoonsvorm verleden tijd - sterk
  • Persoonsvorm verleden tijd - zwak

Slide 6 - Tekstslide

Wat wordt er bedoeld met de 'stam'
van een werkwoord?

Slide 7 - Woordweb

Persoonsvorm tt
  • Ik / ..... jij = stam
  • hij/zij/het/u = stam + t
  • wij/jullie/zij = hele werkwoord
lopen                                                                         vinden                                 
Ik loop                                                                     Ik vind
Hij loopt                                                                  Zij vindt
Wij lopen                                                                Wij vinden

Slide 8 - Tekstslide

Morgen word/wordt ik 13 jaar.
A
word
B
wordt

Slide 9 - Quizvraag

Morgen leid/leidt de treinstaking vast op veel scholen tot lege lokalen.
A
leid
B
leidt

Slide 10 - Quizvraag

Rijd/Rijdt je broer al lang op die opgevoerde brommer?
A
Rijd
B
Rijdt

Slide 11 - Quizvraag

Misschien word/wordt je wel eerste bij die talentenjacht.
A
word
B
wordt

Slide 12 - Quizvraag

De uitnodiging vermeld/vermeldt niet hoe laat het feest begint.
A
vermeld
B
vermeldt

Slide 13 - Quizvraag

Persoonsvorm vt - sterk
Klankveranderende werkwoorden
  • Deze werkwoorden zijn sterk genoeg om te veranderen

lopen
  • Ik liep
  • Hij liep
  • Wij liepen

Slide 14 - Tekstslide

Persoonsvorm vt - zwak
Klankvaste werkwoorden
  • Deze werkwoorden zijn te zwak om te veranderen
                                               eX KoFSCHiP 
beantwoorden    --> beantwoorden
  • Ik beantwoordde
  • Hij beantwoordde
  • Wij beantwoordden

Slide 15 - Tekstslide

Persoonsvorm vt - zwak
Klankvaste werkwoorden
  • Deze werkwoorden zijn te zwak om te veranderen
                                                    eX KoFSCHiP 
maken                -->   maken
  • Ik maakte
  • Hij maakte
  • Wij maakten

Slide 16 - Tekstslide

Door een defecte wekker miste/mistte ik bijna de bus naar school.
A
miste
B
mistte

Slide 17 - Quizvraag

Zij verhuiste/verhuisde afgelopen zomer naar Den Haag
A
verhuiste
B
verhuisde

Slide 18 - Quizvraag

Gisterochtend luchte/luchtte Jantien haar kamer.
A
luchte
B
luchtte

Slide 19 - Quizvraag

De NS-omroepster melde/meldde een vertraging van vijf minuten.
A
melde
B
meldde

Slide 20 - Quizvraag

De hele buurt rook/ruikte naar de verbrande autobanden.
A
rook
B
ruikte

Slide 21 - Quizvraag

Huiswerk
Formsopdracht 2
Laat je scores zien / maak een screenshot als je klaar bent
Alleen en in stilte
Donderdag 10 oktober
Klaar? Werk verder aan een ander vak of lees verder uit je leesboek

Slide 22 - Tekstslide

Voordat we gaan beginnen...
10 minuten lezen uit je leesboek
In stilte!
timer
10:00

Slide 23 - Tekstslide

Spelling
Persoonsvorm tegenwoordige én verleden tijd

Slide 24 - Tekstslide

Doel
Na deze les kan je..

- De persoonsvorm in de tegenwoordige tijd goed spellen
- De persoonsvorm in de verleden tijd (sterk of zwak) goed spellen

Slide 25 - Tekstslide

Weet je het nog?

Slide 26 - Tekstslide

De voetballers (vechten) voor wat ze waard waren.

Slide 27 - Open vraag

Onze buurjongen (verspreiden) reclamefolders.

Slide 28 - Open vraag

(Vinden) je hem een goede trainer?

Slide 29 - Open vraag

(Verbinden) u mij maar door met de receptie.

Slide 30 - Open vraag

Er (woeden) gisteren een hevige storm.

Slide 31 - Open vraag

Jij (verbinden) daar te snel conclusies aan.

Slide 32 - Open vraag

Mevrouw Stevens (belasten) ons de vorige les met een berg huiswerk.

Slide 33 - Open vraag

Toen het vuur zo hard brandde, (barsten) de ruiten.

Slide 34 - Open vraag

Stap voor stap
1. Is het tegenwoordige of verleden tijd?
2. Tegenwoordig: onderwerp - stam - regel toepassen
3. Verleden: stam - ex kofschip - onderwerp - regel toepassen

De detective (bespieden) de verdachte persoon.
De detective (bespieden) laatst de verdachte persoon.

Slide 35 - Tekstslide

Voor volgende week vrijdag
Maak de opdracht in Quayn 
Werkwoordspelling: pv tt en pv vt

Slide 36 - Tekstslide