havo 2 - W21 - Kapitel 4 - "werden"

• Duits
• Middelbare school
• havo, vwo
• Leerjaar 2,3

Herzlich willkommen!

Handys ins Hotel &

Schulsachen auf den Tisch!

Herzlich willkommen

bei

Heute im Unterricht:

- Wortschatz Lektion 5 und 6

- Wiederholung persoonlijk voornaamwoord
- Uitleg werkwoord "werden"

- Übungen machen

Du lernst:

- het persoonlijk voornaamwoord (ik, mij, hij, hem) in de 1e en 4e naamval te gebruiken.

- het werkwoord "werden" te vervoegen in een zin.

- te bepalen of "werden" worden of zullen betekent in de zin.

Gib mir fünf!

Rückblick: pers. voornaamwoord

Vervang de dikgedrukte zinsdelen door een persoonlijk voornaamwoord in de 1e of 4e naamval.

1]  Meine Schwester kommt zu mir.

2]  Ich lese ein Buch (o).

3]  Das Geschenk ist für meinen Freund.

Sie kommt zu mir.

Ich lese es.

Das Geschenk ist für ihn.

Rückblick: pers. voornaamwoord

Welk persoonlijk voornaamwoord moet worden ingevuld?

1]  Nur durch [haar] haben [wij] verloren.

2]  [Ik] habe [jullie] leider nicht mehr gesehen.

3]  Das Sportprogrammheft ist für [u].

Sie 4e naamval voorzetsel

Wir 1e naamval

Ich - 1e naamval OW

euch - 4e naamval LV

Sie - voorzetsel 4e naamval

Grammatik: "werden" 

Bijzonderheden:

- worden of zullen

- uitzonderingen bij de "du", "er/sie/es" en "ihr" vormen.

1. Üben
2. Kapitel 6:
3. Übung 8 auf Seite 118

Rückblick: 3e naamval

1]  Kunnen jullie de voorzetsels met de 3e naamval nog opnoemen?

2]  Wat is de 3e naamval?

3]  Hoe kun je de 3e naamval in een zin vinden?

mit nach bei seit von zu aus

het meewerkend voorwerp van de zin

AAN/VOOR HEM: Ich gebe meinem Bruder Nachhilfe.

An die Arbeit!

Keuzeprogramma:

- Arbeitsblatt 3e naamval auf It's Learning.

Arbeitet selbstständig an die Übungen.

- Kapitel 4: Lektion 4

- Übungen: 2, 3, 5, 7

- Wann:

Diese Woche gemacht!

Ich kann
Informatie over personen en plaatsen uit informatieve teksten te begrijpen.

JA

NEIN

Ich kann
het onderwerp te bepalen van korte kijk-/luisterfragmenten.

JA

NEIN

Wat zal de 3e naamval in een zin zijn?

1. onderwerp van de zin
2. werkwoorden in de zin
3. meewerkend voorwerp in de zin
4. lijdend voorwerp in de zin

Welke vraag stel je om het meewerkend voorwerp van de zin te vinden?

1. alle werkwoorden van de zin zoeken
2. AAN/VOOR wie + gezegde + onderwerp
3. wie/wat + gezegde
4. wat/wie + gezegde + onderwerp

Welke uitgangen kent de 3e naamval?
M-O-V-MV

1. der/das/die/die
2. dem/dem/der/den-n
3. den/das/die/die

Grammatik - persoonlijk vnw 4e nv

mich	dich	ihn	sie	es	uns	euch	sie/Sie
mij	jou	hem	haar	het	ons	jullie	hen/hun & u

Kapitel 4:

Lektion 2: Übung 9

Grammatik - 3e naamval uitgangen

	M	O	V	MV
1e	der ein	das ein	die eine	die keine
4e	den einen	das ein	die eine	die keine
3e	d em	d em	d er	d en -n
	ein em	ein em	ein er	kein en -n

Grammatik - 3e naamval voorzetsels

1

2

3

4

Grammatik

Zeitangaben

Grammatik

Hausaufgaben

Unterrichtsstunde Deutsch

Arbeitsblatt machen

sehe

nochmal wiederholen

Aufgabe von gestern kontrollieren