Week 8 herhalen

Herhaling
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 28 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Herhaling

Slide 1 - Tekstslide

til protocol
Wat staat er in?
Overal verschillend.
Vraag er naar op je stage

Slide 2 - Tekstslide

Iemand verplaatsen waar let je op?
1: eigen houding
2: juiste techniek
3: welbevinden client
4: zwaarte
5: veranderingen

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Actieve transfers theorie
Op de bedrand komen zitten​

Van bed naar stoel (lopend)​
Van bed naar stoel met draaischijf​
Van bed naar stoel met actieve lift​
Achter in stoel plaatsen (hammengang)​






Slide 5 - Tekstslide

Passieve lift
​De passieve lift leent zich goed om mensen in een goede houding en op een goede hoogte te krijgen. ​
Er zijn veel soorten tilliften op de markt. Schakel een deskundige (bijvoorbeeld een ergotherapeut) in om de juiste keuze te maken.​
Een goede instructie en gebruiksaanwijzing zijn nodig om ongelukken te voorkomen.​
De meeste passieve tilliften dragen tot 150 kg. Voor zwaardere mensen bestaan speciale liften.​
Er bestaan ook tilliften geschikt voor bevestiging aan plafond of muur.​
Onderhoud en service zijn extra belangrijk bij tilliften

Vaak is er een tilprotocol in een instelling houd je hier aan!!!





Slide 6 - Tekstslide

til band
Plaats de tilband van KRUIN tot STUIT. Dus niet over de billen.​

Sommige tilmatten plaats je anders. Deze komen minder vaak voor. ​
Tilbanden worden gebruikt in combinatie met een tillift. Een tilband ondersteunt het lichaam bij het optillen, laten zakken en verplaatsen. Tilbanden heten ook wel slings. ​
In een tilband zitten vaak baleinen. Deze worden achter het hoofd geschoven. Als deze bij de tilband horen mag je niet tillen zonder baleinen. ​
Tilbanden zijn persoonsgebonden en mogen niet zomaar bij verschillende cliënten worden gebruikt. ​
Controleer altijd of het label leesbaar is. ​
Controleer altijd of de tilband geen gaatjes, losse draden of andere mankementen heeft. 





Slide 7 - Tekstslide

5 aandachtspunten
1. Bespreekt eerst met de zorgvrager hoe je aan de slag gaat ​

  • toestemming vragen​
  •  informeren wat ga je doen en hoe ga je het doen, ​
  • welke hulpmiddelen ga je gebruiken​
2. Je bespreekt welke kleding wil de zorgvrager dragen.​
3. Je zorgt voor de privacy van de patiënt.​
4. Je stimuleert de zorgvrager zo veel mogelijk zelf te doen.​
5. Je evalueert met de zorgvrager hoe hij/zij het heeft ervaren en verbeterpunten vaststellen.






Slide 8 - Tekstslide

Aan en uitkleden
Ook bij het aan- en uitkleden van cliënten heb je als helpende te maken met verschillende situaties. Bijvoorbeeld:

een cliënt helpen bij toiletgang
een cliënt helpen bij het douchen en aankleden
een cliënt helpen bij het naar bed gaan.
Aandachtspunten bij het aan- en uitkleden zijn:

Overleg altijd met de cliënt.
Denk aan de privacy.
Laat een cliënt niet te lang bloot zijn. Doe het aan- en uitkleden dus in stappen: eerst het bovenlijf, dan het onderlijf enzovoort.

Slide 9 - Tekstslide

Wassen
Wat heb je nodig: 
handdoeken en washandjes of washandjes voor eenmalig gebruik
schone kleren of pyjama
zeep of douchegel
deodorant en bodylotion (als de cliënt dat wil)
bij wassen op bed: waskommen met water.

Slide 10 - Tekstslide

manieren van wassen
Wastafel​

Op bed​
In de douche​
In bad​
Douchbrancard



Slide 11 - Tekstslide

Zorg voor
- Voldoende privacy
- Temperatuur client
- Alles van te voren klaarzetten
- Protocol kennen

Slide 12 - Tekstslide

Aan en uitkleden
Iedere client krijgt zorg op maat. Er word dus per situatie bekeken war de beste zorg is ook voor aan en uitkleden. 
Zo kun je denken aan welke zijde start het proces van aan en uitkleden? Wat trek je iemand aan? Wat vind de zorgvrager prettig?

Slide 13 - Tekstslide

Stropdas
Sommige zorgvragers willen altijd een stropdas om. Het is dan dus ook handig dat jij weet hoe je dit moet doen. 

Slide 14 - Tekstslide

persoonlijke verzorging
wordt ook wel hygiënische verzorging genoemd.
hieronder valt: verzorging van huid, slijmvliezen, haren en nagels.
Mondhygiëne en uiterlijke verzorging.

Slide 15 - Tekstslide

aandachtspunten
  • houd rekening met de wensen van de cliënt
  • houd rekening met de gewoonten van de cliënt
  • ga na welke hulp er nodig is
  • houd rekening met de privacy van een cliënt
  • werk volgens plan
  • stimuleer datgene wat de  cliënt zelf kan
  • observeer de huid

Slide 16 - Tekstslide

  • voorkom dat de cliënt zich bezeert
  • was je handen
  • let goed op de veiligheid van de cliënt en van jezelf
  • ergonomisch werken
  • werk milieu bewust

Slide 17 - Tekstslide

Een gezonde mond heeft de volgende kenmerken:

Het tandvlees, het gehemelte en de tong zijn lichtroze van kleur
Het tandvlees bloedt niet bij aanraking
Het tandvlees is niet gezwollen
Er wordt geen pijn ervaren
Tanden of kiezen vertonen geen breuken
De mond ruikt niet
De mond is vochtig
Er zijn geen zwellingen, puistjes of zweertjes in de mond of lippen

Slide 18 - Tekstslide

Geen goede mondzorg en dan?
Er kunnen klachten optreden bij het kauwen, praten en slikken. Deze klachten beïnvloeden de kwaliteit van leven. Ze kunnen leiden tot veranderingen in de voedingstoestand en problemen veroorzaken met intimiteit en sociale contacten, bijvoorbeeld door een vieze smaak of andere smaakstoornissen, een slechte adem en pijn.

Slide 19 - Tekstslide

De opbouw van de nagel
De vrije rand:


Het gedeelte van de nagel dat verder dan het uiteinde van je vinger groeit
De nagelplaat:
Het zichtbare gedeelte van de nagel. De nagelplaat bestaat uit drie lagen dode cellen. 
De lunula:
Het witte gedeelte dat de vorm heeft van een half maantje en soms zichtbaar is.
De nagelriem:
De huidplooi aan de basis van de nagel die de Lunula overlapt en het nagelbed beschermt. 
Nagelplaat
Vrije rand
Nagelriem
Lunula

Slide 20 - Tekstslide

Scheren
Er is verschil tussen nat scheren en droog scheren. Nat scheren gaat met een scheerkwast, scheerzeep of scheergel, een scheermes en water. Droog scheren gaat met een scheerapparaat. Cliënten hebben hun eigen voorkeur voor nat of droog scheren.
Het voordeel van nat scheren is dat het mesje de baardharen schuin en scherp afsnijdt, met een extra glad resultaat. Nadeel van nat scheren is dat iemand zich makkelijk in de huid snijdt. Dan kan er een klein wondje ontstaan.
Droog scheren heeft als voordeel dat je niet aan je badkamer gebonden bent.

Slide 21 - Tekstslide

Aandachtspunten
Scheerbenodigdheden zijn cliëntgebonden.
Je kunt bij nat scheren zowel scheerzeep als kant-en-klare scheerschuim uit een spuitbus gebruiken. In deze werkinstructie gaan we uit van scheerzeep.
Trek tijdens het scheren de huid goed strak. Ook als de huid oneffenheden heeft, kun je zo zonder verwondingen scheren.
Scheer altijd weg van de hand waarmee je de huid strak trekt.
Scheer met de groeirichting van de haren mee om irritatie te voorkomen. Voel met je vingers hoe de groeirichting van de haren gaat.
Afhankelijk van het soort scheerapparaat maak je tijdens het scheren ronddraaiende of op- en neergaande bewegingen over kin, keel en hals.

Slide 22 - Tekstslide

Haarverzorging
Voor de meeste mensen is het belangrijk hoe zij eruitzien,​

 Als helpende besteed je hier zorg en aandacht aan. ​

 Als zorgverlener overleg je met de zorgvrager wat de wensen zijn.​
 Je gebruikt de producten die de zorgvrager gewend is zoals;​
- Shampoo/ Conditioner​
- Borstel/ Kammen ( hoofdhuid masseren)​
Föhnen​
Haar in model brengen ( staart, vlechten, spelden)  







Slide 23 - Tekstslide

haren en helpende
Het haar van een cliënt was je wanneer deze onder de douche staat. Let er op dat er geen shampoo in het gezicht van de cliënt kan komen.
Soms was je het haar van de cliënt terwijl deze op bed ligt.
Ook word een cliënt weleens naar de kapper gebracht om de haren te wassen
‘Als je haar maar goed zit!’. Dit geldt ook voor cliënten. Iedereen voelt zich prettiger met een verzorgd kapsel. Sommige cliënten help je dagelijks bij het verzorgen van het haar.

Slide 24 - Tekstslide

Extra opletten bij?
Ouderen: Naast minder gevoel voor honger en dorst kunnen er andere zaken meespelen waardoor ouderen slechter eten en drinken, bijvoorbeeld een slecht zittend gebit, moeite met boodschappen doen en koken, eenzaamheid en depressie. Ook ruiken en proeven ouderen minder.

Ziektebeelden:
Dementie
Diabetes
Medicatie
Zieken
Depressie

Slide 25 - Tekstslide

Aandachtspunten
Zorgvrager in bed: ​

Halfzittende houding​
Zorgvrager aan tafel:​
Sfeer en omgeving​
 Stimuleert de zorgvrager om in de eetkamer te komen​
Zorgvrager met een halfzijdige verlamming:​
- Snijden of prakken van het eten​
- Aanbieden van hulpmiddelen zoals aangepast bestek






Slide 26 - Tekstslide

Tips om drinken te stimuleren

tips
  Serveer altijd drinken wanneer iemand eet.
   Gebruik een helder glas zodat iemand kan zien wat hij drinkt
thee, warme drank, drinken,
 Of gebruik juist een felgekleurde beker om de aandacht te trekken.
   Geef, als het mogelijk iemand het glas meteen in de hand
 Zet het drinken binnen het blikveld
Vertel waar het drinken staat en wat het is
 Bied gedurende de dag verschillende soorten dranken aan, warm en koud.
Voedsel met veel vloeistof kan ook helpen om in de dagelijkse behoefte te voorzien. (Fruit, pap, yoghurt, vla of ijs)

Slide 27 - Tekstslide

Tips om eten te stimuleren
tips
 Zorg dat er allerlei gezonde snacks en borrelhapjes voor het grijpen staan, denk aan kaas, worst, nootjes, worteltjes en druiven. Het kan vermoeiend zijn om een hele maaltijd te voltooien.
 Probeer eens sterkere smaken of extra zoet eten. Door dementie kan de smaakvoorkeur veranderen.
 Gebruik ook eten wat kleurrijk en veel geur heeft.
 Probeer verschillende soorten eten. Bijvoorbeeld een milkshake of een smoothie.
 Laat iemand eten waar hij zich comfortabel voelt.
 Meehelpen met het bereiden van eten kan de eetlust opwekken. Bijvoorbeeld boodschappen doen, schillen van aardappelen of het smeren van brood.
 Kijk voor nog meer tips o.a. fysieke- en gedragsproblemen op Alzheimer-Nederland.

Slide 28 - Tekstslide