§2/3 Verwijswoorden

Formuleren
§2/3  verwijswoorden
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo gLeerjaar 1

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Formuleren
§2/3  verwijswoorden

Slide 1 - Tekstslide

Goedemorgen!

* huiswerk opschrijven
* 10 minuten lezen
* werkwoordspelling
* startopdracht
* theorie verwijswoorden
* oefenen
* evaluatie
* voorlezen
Telefoon in je tas!

Klaarleggen:

-agenda
-etui
-leesboek
-lesboek 
-schrift

timer
10:00

Slide 2 - Tekstslide

Werkwoordspelling

Schrijf de tekst over in de verleden tijd.

Ik kan er niks aan doen, het gebeurt gewoon.
Ik hou het niet tegen, ik ben machteloos.
Ja, je kijkt me aan, ziet m'n Nikes gaan.
Het is al te laat.

Gaat het hier om sterke of zwakke werkwoorden?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Verwijswoorden
Je kunt op de juiste manier verwijzen naar de- en het-woorden.

Verwijswoorden, wat zijn dat ook alweer?
En wat hebben ze te maken met de- en het-woorden??

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Link

Dus:
zelfstandig naamwoord
verwijswoord
voorbeeld
in het enkelvoud, mannelijk (m) of vrouwelijk (v)
de
deze, die
deze, die kano
deze, die regering
in het enkelvoud, onzijdig (o)
het
dit, dat 
dit, dat cadeau
in het meervoud
deze, die
deze, die gympen
Handig om te weten:
het-dit-dat           het kind, dit kind, dat kind
de-deze-die         de geit, deze geit, die geit

Slide 7 - Tekstslide

Wat is het verwijswoord en waarnaar wordt verwezen?


Sandra heeft een nieuwe jas gekocht, die doet ze morgen meteen aan.

Het smerigste eten is hutspot, dat is echt niet te eten.

Slide 8 - Tekstslide

Oefenen

wat 
opdracht 1 (BK: blz. 210, KGT: blz. 218)
hoe
zelfstandig, zonder overleg
tijd
5 minuten
resultaat
samen bespreken
klaar
bedenk 2 zinnen met daarin een verwijswoord
timer
5:00

Slide 9 - Tekstslide

voorlezen

Slide 10 - Tekstslide