Kiezen of Kopen | introductie


Omgaan met geld
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 5Leerroute 6

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les


Omgaan met geld

Slide 1 - Tekstslide

Stel je voor...

Slide 2 - Tekstslide

... je krijgt van mij nu 10 euro.
Wat zou je ermee doen?

Slide 3 - Tekstslide

En als ik je nou 500 euro zou geven?

Slide 4 - Tekstslide

En wat zou je doen als 100.000 euro wint met de loterij?

Slide 5 - Tekstslide

In deze les leer je...
  • dat je moet kiezen waaraan je je geld uitgeeft

  • wat een budgetplan is

  • dat je kunt sparen voor bepaalde uitgaven 

Slide 6 - Tekstslide

Geld is er altijd
Je hebt elke dag te maken met geld, ook als je denkt van niet!
Veel dingen die je wilt doen of wilt hebben, kosten geld.

Kiezen waaraan je je geld uitgeeft

Slide 7 - Tekstslide

Hoeveel geld heb jij per maand te besteden?

Slide 8 - Open vraag

Waaraan geef jij het liefst je geld uit?

Slide 9 - Open vraag

Zo goedkoop mogelijk of iets meer betalen voor kwaliteit/bekend merk?
Zo goedkoop mogelijk
Iets meer betalen voor betere kwaliteit of bekend merk

Slide 10 - Poll

Slide 11 - Video

Geld is niet voor iedereen
even belangrijk!

  • Sommige mensen vinden het belangrijk om
    veel geld te hebben, bijv. voor dure spullen.
  • Andere mensen vinden dat niet
    en hebben minder geld nodig.

Hoe zit dat bij jou?

Slide 12 - Tekstslide

Op een schaal van 1 tot 10..
Hoe belangrijk is geld voor jou?
010

Slide 13 - Poll

Geef je mening
Geef aan of je het eens of oneens bent met de stelling.

Slide 14 - Tekstslide

Geef jij weleens teveel geld uit?
Zeker weten!
Nee, eigenlijk niet
Best wel vaak

Slide 15 - Poll

Geld maakt gelukkig.
Eens
Oneens

Slide 16 - Poll

Alles wat ik koop heb ik echt nodig.
Eens
Oneens

Slide 17 - Poll

Het budgetplan

= een overzicht 
van de inkomsten en uitgaven


Zo kan je zien of je geld 
overhoudt of tekortkomt! #handig

Slide 18 - Tekstslide

Inkomsten 

= het geld 
wat er binnenkomt





(bijv. loon)
Uitgaven 

= het geld wat je betaalt 
om iets te krijgen





(bijv. telefoonabonnement)

Slide 19 - Tekstslide





                 inkomsten - uitgaven = ......
                          364 - 330        = ......

Inkomsten
Uitgaven
Loon
200
Zorgverzekering
135
Zorgtoeslag
104
Telefoonabbonement
30
Stagevergoeding
60
Kleding
100
Uitgaan
65
Totaal
364
330

Slide 20 - Tekstslide

Hoe maak je een budgetplan?
Maak maandelijks een budgetplan.

1. Schrijf alle uitgaven onder elkaar.
2.Schrijf alle inkomsten onder elkaar.
3.Reken het totaal uit van beide.
4.Maak de rekensom : inkomsten - uitgaven = 
5.Conclusie: Geld te kort? Geld over?

Slide 21 - Tekstslide

Geld te kort?
Plan maken: 
wat kan je veranderen?
(zodat kosten omlaag gaan)




Geld over? 
 = 
Sparen!


bezuinigen = besparen
meer inkomsten

Slide 22 - Tekstslide

Geld te kort?
Plan maken: 
wat kan je veranderen?
(zodat kosten omlaag gaan)







Hoe?

-bezuinigen = besparen
-meer inkomsten

Slide 23 - Tekstslide

Geld tekort?
Hoe kan je zorgen dat je uitgaven omlaag gaan?
Op welke uitgaven kan je bezuinigen? (oftewel: besparen)




Of: kun je misschien meer inkomsten krijgen?

Slide 24 - Tekstslide

Geld over?
Geld sparen
geld apart zetten voor later
                                                                                spaarrekening
Waarom sparen?
  • Onverwachte uitgave
  • Doel: iets willen doen of kopen,
             maar er nog niet genoeg geld voor hebben

Slide 25 - Tekstslide

Spaar jij?
Nee, ik geef iedere maand (bijna) alles uit
Ik spaar een deel, de rest geef ik uit
Ik spaar bijna alles, ik koop eigenlijk heel weinig

Slide 26 - Poll

Waarvoor zou jij willen sparen?
Of ben je nu al voor aan het sparen?

Slide 27 - Open vraag

Wat je deze les hebt geleerd
  • dat je moet kiezen waaraan je je geld uitgeeft
  • wat een budgetplan is
  • dat je kunt sparen voor bepaalde uitgaven 

Slide 28 - Tekstslide

Volgende week
Les 2
Lenen en schuld

Slide 29 - Tekstslide