Woordenschat halfgevorderd

Woordenschat 
halfgevorderd
Disk, thema 13 muziek
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalISK

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Woordenschat 
halfgevorderd
Disk, thema 13 muziek

Slide 1 - Tekstslide

🎯 Lesdoelen

Na deze les:

  • Ken je nieuwe woorden.
  • Ken je de betekenis.
  • Kun je zinnen maken met de nieuwe woorden.

Slide 2 - Tekstslide

  • aangenaam = prettig

  • de achtergrond = de omgeving waarin iets staat, of gebeurt

  • de artiest = een kunstenaar, iemand die zijn of haar talenten laat zien aan andere

  • de band = een groep mensen die muziek maakt

  • beginnen = gaan doen, het eerste deel van iets doen,
    eerst doen

Slide 3 - Tekstslide

Maak een zin met:
aangenaam

Slide 4 - Open vraag

Maak een zin met:
de band

Slide 5 - Open vraag

  • de behoefte = iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben of doen

  • bereiken = op een plaats of een bepaald punt komen, of met iemand in contact komen

  • boeien = de aandacht vasthouden, leuk vinden

  • de combinatie = twee of meer dingen bij elkaar

  • het concert = een uitvoering van muziek

Slide 6 - Tekstslide

  • de conclusie = iets wat volgens jou waar is nadat je goed hebt nagedacht over alle informatie die je erover hebt

  • cool = dit woord wordt vooral gebruikt door jongeren, als zij iets of iemand heel geweldig vinden

  • het dak = als je uit je dak gaat, ben je duidelijk heel erg blij

  • de discotheek = een plaats waar je kunt dansen op popmuziek

  • duidelijk = makkelijk te begrijpen

Slide 7 - Tekstslide

de conclusie
cool
duidelijk
boeien
de combinatie
bereiken
de behoefte
makkelijk te begrijpen
twee of meer dingen bij elkaar
iets wat je nodig hebt of graag wilt hebben of doen
iets wat volgens jou waar is nadat je goed hebt nagedacht over alle informatie die je erover hebt
dit woord wordt vooral gebruikt door jongeren, als zij iets of iemand heel geweldig vinden
van de ene kant naar de andere kant
op een plaats of een bepaald punt komen, of met iemand in contact komen

Slide 8 - Sleepvraag

  • effect = het gevolg van iets

  • enkele = een paar

  • enthousiast = als je ergens veel zin in hebt of iets heel leuk vindt

  • de fase = een deel van een ontwikkeling

  • de favoriet = het leukst van alles of iedereen

  • verplichten = bepalen dat iets moét gebeuren

Slide 9 - Tekstslide

Maak een zin met:
de fase

Slide 10 - Open vraag

Maak een zin met:
verplichten

Slide 11 - Open vraag

  • gedurende = terwijl het gebeurt

  • het gelijk = wanneer dat wat je zegt waar is

  • genieten = plezier hebben; leuk of lekker vinden

  • de Hardrock = muziekstijl met luide rockmuziek

  • een hekel hebben aan = iemand of iets heel vervelend vinden

  • verdelen = in meerdere stukken maken

  • waarop = op iets

Slide 12 - Tekstslide

  • de House = een bepaald soort popmuziek die met computers is gemaakt

  • de ingang = de plaats waar je ergens naar binnen kunt gaan

  • de invloed = iets wat een verandering veroorzaakt, het effect

  • kennen = weten wat of wie iets of iemand is, weten hoe iets of iemand is

  • de kwestie = een moeilijk onderwerp, het probleem  

Slide 13 - Tekstslide

het gelijk
kennen
de invloed
waarop
de kwestie
gedurende
wanneer dat wat je zegt waar is
weten wat of wie iets of iemand is, weten hoe iets of iemand is
terwijl het gebeurt
iets wat een verandering veroorzaakt, het effect
op iets
een moeilijk onderwerp, het probleem  

Slide 14 - Sleepvraag

  • liefst = het meest graag van alles 

  • meezingen = samen met iemand anders met je stem tonen later klinken

  • momenteel = nu, in deze tijd

  • negatief = dit woord gebruik je om te zeggen dat iets niet waar is of dat je iets niet goed vindt

  • onbekend = als je niet weet wat of wie het is

Slide 15 - Tekstslide

Maak een zin met:
liefst

Slide 16 - Open vraag

Maak een zin met:
luisteren en het lied

Slide 17 - Open vraag

  • onderzoeken = proberen te weten te komen hoe iets of iemand is

  • onlangs = kort geleden

  • overig = de zaken die overblijven

  • plaatsen = een plaats geven

  • populair = iets of iemand die veel mensen leuk, mooi of goed vinden

Slide 18 - Tekstslide

  • de poster = een groot stuk papier met een afbeelding om aan de muur te hangen

  • de praktijk = het doen; de werkelijkheid

  • de rest = dat wat overblijft

  • de samenwerking = aan hetzelfde werken met één of meer anderen

  • schrijven = met een pen woorden op papier zetten of woorden op de computer typen

Slide 19 - Tekstslide

onderzoeken
de praktijk
schrijven
de samenwerking
plaatsen
onlangs
proberen te weten te komen hoe iets of iemand is
het doen; de werkelijkheid
kort geleden
  met een pen woorden op papier zetten of woorden op de computer typen
 aan hetzelfde werken met één of meer anderen
een plaats geven

Slide 20 - Sleepvraag

  • sexy  = een sexy persoon ziet er lichamelijk aantrekkelijk uit

  • de smaak = gevoel voor wat mooi is

  • standaard = datgene wat mensen als goed beschouwen

  • de student = een leerling op een universiteit of in het hoger beroeps onderwijs

  • de taalfout = als de taal op een verkeerde manier gebruikt wordt 

Slide 21 - Tekstslide

Maak een zin met:
de student

Slide 22 - Open vraag

Maak een zin met:
standaard

Slide 23 - Open vraag

  • het talent = de eigenschap dat je iets vanzelf goed kunt

  • de uitgang = de plaats waar je een ruimte verlaat

  • uitvoeren = iets doen wat eerder is bepaald of bedacht

  • uitzoeken = door onderzoek bepalen

  • de universiteit = de plek waar de hoogste vorm van onderwijs wordt gegeven en waar wetenschappelijk onderzoek wordt gedaan 

Slide 24 - Tekstslide

Maak een zin met:
het talent

Slide 25 - Open vraag

Maak een zin met:
uitzoeken

Slide 26 - Open vraag

🎯 Lesdoelen

Nu kan je:


✅ De nieuwe woorden herkennen.
✅ De betekenis van de woorden uitleggen.
✅ Zinnen maken met de nieuwe woorden.

Slide 27 - Tekstslide