De tijden van het werkwoord
Zet het werkwoord in de gevraagde tijd.
Marieke zou hebben gebeld. v.v.t.t.
Plek 1: v dus voltooid (dus hebben/zijn/voltooid deelwoord)
Plek 2: v dus verleden tijd (gisteren)
Plek 3: t dus een vorm van zullen
Plek 4: t staat gewoon voor tijd