In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Inklemmen (2)
Slide 1 - Tekstslide
Jantien laat foto's afdrukken. De formule die hiervoor gebruikt wordt is: Bedrag = 2,50 + 0,50f (f = aantal foto's). Jantien moet € 15,00 betalen. Hoeveel foto's heeft ze laten afdrukken?
A
5
B
25
C
26
D
24
Slide 2 - Quizvraag
Wat weet je nog over inklemmen?
Slide 3 - Woordweb
Inklemmen
Dorien berekent haar inkomsten met de formule:
inkomsten = 2 + 3,50t. (t: tijd in uren)
Dorien verdient 37 euro.
Je zet de 37 op de plaats van inkomsten. Je krijgt dan:
37 = 2 + 3,50t
Je mag ook 2 + 3,50t = 37 schrijven
Dit noem je een vergelijking.
Het getal dat op de plaats van de t komt zodat de berekening klopt, noem je de oplossing.
Slide 4 - Tekstslide
Notatie
Los de vergelijking 5,25 + 4,90t = 95,90 op.
Maak een tabel. Zet aan de linkerkant het getal dat je voor t invult en reken uit wat de uitkomst is. Zet dit getal in de kolom ernaast
Komt er 95,90 uit? Dan heb je het goede antwoord.
Komt er geen 95,90 uit? Probeer dan een ander getal. Kijk slim of je een groter of kleiner getal voor t moet proberen.
Ga net zo lang door tot je het juiste antwoord hebt. Noteer steeds in je tabel welk getal je probeert en wat de uitkomst is.
Slide 5 - Tekstslide
Zo noteer je je uitwerking
Slide 6 - Tekstslide
Los de volgende vergelijking op: 2 + 3,50t = 37
A
t = 10
B
t = 7
C
t = 8
D
t = 11
Slide 7 - Quizvraag
Aan het werk:
Maak de opdrachten die horen bij de taak van week 44.
Je mag fluisterend overleggen met degene naast je.
Aftekenen van de voorgaande taken (ik wijs leerlingen aan)
Slide 8 - Tekstslide
Los de volgende vergelijking op: 2,50 + 0,50f = 15