In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
Vertering kerstquiz
Slide 1 - Tekstslide
Ga naar lessonup
studentpin
Slide 2 - Tekstslide
Welke producten zijn zuivelproducten?
A
Vlees, kaas & boter
B
Vlees, kaas en eieren
C
Kaas, melk en eieren
D
Kaas, melk en boter
Slide 3 - Quizvraag
Enzymen worden verbruikt tijdens de vertering
A
Waar
B
Niet waar
Slide 4 - Quizvraag
Welke voedingsstof vind je veel in het eten wat Lady en de Vagebond eten?
Spaghetti
A
koolhydraten
B
eiwitten
C
vetten
D
mineralen
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de goede volgorde?
A
maag-slokdarm-dikke darm-dunne darm
B
slokdarm-maag-dikke darm-dunne darm
C
dunne darm-maag- dikke darm-slokdarm
D
slokdarm-maag-dunne darm-dikke darm
Slide 6 - Quizvraag
1. De dunne darm kan wel 6 meter lang zijn 2. Dunne darm sap helpt bij de vertering van alle soorten voedingsstoffen
A
beide waar
B
beide nietwaar
C
1 waar
2 nietwaar
D
1 nietwaar
2 waar
Slide 7 - Quizvraag
Het komt weleens voor dat er in de galblaas galstenen worden gevormd. Stoffen in gal klonteren dan samen en worden hard: een galsteen. Als een galsteen de galbuis verstopt, kunnen er problemen ontstaan met de vertering. Welke voedingsstof kan dan niet goed worden verteerd?
Slide 8 - Open vraag
Wat is de rol van voedingsvezels bij vertering?
A
zorgen voor oppervlakte vergroting
B
zorgen voor een goede darmperistaltiek
C
helpen bij vertering van vet
D
helpen bij vertering van koolhydraten
Slide 9 - Quizvraag
Wat is conserveren?
A
Omstandigheden ongunstig maken voor schimmels en bacteriën
B
Het verminderen van schimmels en bacteriën
C
Voedsel zo snel mogelijk verteren
D
Omstandigheden verbeteren voor schimmels en bacteriën
Slide 10 - Quizvraag
Wat is GEEN manier van conserveren?
A
Drogen
B
Pasteuriseren
C
Vacuüm verpakken
D
Ontdooien
Slide 11 - Quizvraag
De vertering van voedingsstoffen start in:
A
mondholte
B
maag
C
12-vingerige darm
D
dunne darm
Slide 12 - Quizvraag
Welke manier van conserveren zie je hier?
A
Drogen
B
Steriliseren
C
Pasteuriseren
D
luchtdicht verpakken
Slide 13 - Quizvraag
Wat voor manier van conserveren is hier gebruikt?
A
Drogen
B
Verhitten
C
Koelen
D
Vacuüm verpakken
Slide 14 - Quizvraag
Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van:
A
Verteringsorganen
B
Verteringssappen
C
Verteringsklieren
Slide 15 - Quizvraag
Welk orgaan wordt aangegeven met nummer R?
A
Alvleesklier
B
Maag
C
Dunne Darm
D
Lever
Slide 16 - Quizvraag
Welk van de genummerde buizen is een afvoerbuis voor een stof die bij de vertering vetten emulgeert?
A
Buis 1
B
Buis 2
C
Buis 3
D
Buis 4
Slide 17 - Quizvraag
Katten In de darmen van katten kunnen parasieten leven die de kat ziek maken. Voorbeelden daarvan zijn dieren als spoelwormen in de dikke darm en lintwormen in de dunne darm.
In de afbeelding zie je organen in het lichaam van een kat. De letters Q, R, S en T geven enkele organen van het verteringsstelsel aan. Je ziet ook organen van andere orgaanstelsels.
Welke letter geeft het orgaan aan waarin een lintworm kan voorkomen?
A
Q
B
R
C
S
D
T
Slide 18 - Quizvraag
Welke manier van conserveren is het warmste?
A
Pasteuriseren
B
Steriliseren
Slide 19 - Quizvraag
in de slokdarm vindt de vertering plaats van
A
geen enkele voedingsstof
B
eiwitten
C
koolhydraten
D
vetten
Slide 20 - Quizvraag
Is zout een conserveringsmiddel?
A
Ja
B
Nee
Slide 21 - Quizvraag
Verteringssappen worden gemaakt door
A
darmkanaal
B
verteringsklier
C
verteringsproducten
D
verteringssappen
Slide 22 - Quizvraag
Eetstoornis Naar: digitaal examen vmbo-b 2021-2 Anorexia is een eetstoornis waarbij iemand zo min mogelijk energierijke voedingsstoffen via voeding binnen wil krijgen. Functies van voedingsstoffen zijn brandstof en bouwstof. Meestal worden koolhydraten als brandstof gebruikt. Iemand met anorexia krijgt te weinig koolhydraten en vetten binnen. Hierdoor gaat het lichaam dan een andere voedingsstof als brandstof gebruiken.
Welke voedingsstof is dat?
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vetten
D
Zetmeel
Slide 23 - Quizvraag
Er is geen vertering nodig bij.....
A
Water, glucose, vitamines en mineralen
B
Voedingsvezels
C
Vetten en eiwitten
D
Zetmeel en suiker
Slide 24 - Quizvraag
Welke stof kan zo zonder vertering in het bloed worden opgenomen?
A
Mineralen
B
Eiwitten
C
Vetten
D
Koolhydraten
Slide 25 - Quizvraag
Bij diarree door een voedselvergiftiging werkt de dikke darm niet goed. Welke functie kan de dikke darm dan niet goed vervullen?
A
De endeldarm afsluiten.
B
Voedingsvezels verteren.
C
Water uit de voedselbrij halen.
Slide 26 - Quizvraag
Wat is de functie van maagsap?
A
Verteren van eiwitten
B
Bacteriën en ziekteverwekkers doden
C
Verteren van koolhydraten
D
Het maagzuur helpen
Slide 27 - Quizvraag
Wat is een klier?
A
Een orgaan wat voedingsstoffen opneemt.
B
Een orgaan waar vertering plaatsvindt.
C
Een orgaan wat een stof uitscheidt.
Slide 28 - Quizvraag
Wat is de functie van de slokdarm
A
Vervoeren
B
Verteren
C
Sap maken
D
niks
Slide 29 - Quizvraag
Wat kan een carnivoor niet goed verteren?
A
cellulose
B
zetmeel
C
eiwitten
D
vetten
Slide 30 - Quizvraag
Wat gebeurt er in je dunne darm?
A
Opname vocht
B
Opname voedingsstoffen
C
Opslagplaats voedsel
D
Helemaal niets
Slide 31 - Quizvraag
In welk orgaan begint de vertering van vetten?
A
In de maag
B
In de galblaas
C
In de alvleesklier
D
In de 12-vingerige darm
Slide 32 - Quizvraag
een voedingsstof is:
A
een stof die in je eten zit
B
een stof die in je eten zit, die je kan verteren
C
een stof die je op kan eten, maar niet kan verteren
Slide 33 - Quizvraag
Wat is de taak van nr. 8?
A
Gal maken
B
Vet opslaan
C
Vet verteren
D
Gal tijdelijk opslaan
Slide 34 - Quizvraag
Welke vakken zitten er in de schijf van 5?
Slide 35 - Open vraag
Van welke stof begint de vertering al in de mond
A
Eiwit
B
Glucose
C
Vet
D
Zetmeel
Slide 36 - Quizvraag
Marja zegt: De speekselklieren geven verteringssappen af die zetmeel en eiwitten verteren.
Ginny zegt: Het oppervlak van de wand van een deel van het darmkanaal is vergroot door darmplooien en darmvlokken.
Wie heeft gelijk?
A
Allebei
B
Marja
C
Ginny
D
geen van beiden
Slide 37 - Quizvraag
Wat voor manier van conserveren is hier gebruikt?
A
Drogen
B
Verhitten
C
Inblikken
D
Vacuüm verpakken
Slide 38 - Quizvraag
dikke darm
slokdarm
lever
galblaas
endeldarm
anus
alvleesklier
speekselklieren
dunne darm
blinde darm
maag
12-vingerige darm
Slide 39 - Sleepvraag
Bas eet om 8:00 zijn ontbijt. Als het 16:00 is op welke plek zit zijn ontbijt dan? (letter)