Gebiedende wijs

Gebiedende wijs

Imperativ
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Gebiedende wijs

Imperativ

Slide 1 - Tekstslide

Wanneer gebruik je
de gebiedende wijs?

Slide 2 - Open vraag

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

aan één persoon:
stam + e

Jens, mache Aufgabe 2.
aan meerdere personen:
stam + t

Kinder, macht Aufgabe 2.
aan meneer/mevrouw:
stam + en & Sie

Frau Maier, machen Sie Aufgabe 2.
Uitleg

Slide 5 - Tekstslide

aan één persoon:  stam + e
  • Laufe, du bist fast zu spät!
  • Mache die Tür auf, Anna.
  • Schließe das Fenster, bitte.
  • Warte auf mich!
Weetje!
In de spreektaal vervalt de 'e' heel vaak. Dus "mach die Aufgabe" ipv "mache die Aufgabe" bijvoorbeeld. Maar je kunt de 'e' niet altijd weglaten! Schrijf 'm daarom altijd op - mét 'e' kan altijd, zonder niet...!

Slide 6 - Tekstslide

aan meerdere personen:  stam + t
  • Lauft, ihr seid fast zu spät!
  • Macht die Tür auf, Kinder.
  • Schließt das Fenster, bitte.
  • Wartet auf mich!

Slide 7 - Tekstslide

beleefd verzoek:  stam + en + Sie
  • Laufen Sie, Sie sind fast zu spät!
  • Machen Sie die Tür auf, Frau Müller.
  • Schließen Sie das Fenster, bitte.
  • Warten Sie auf mich!
  • Setzen Sie sich bitte.

Slide 8 - Tekstslide

Jana, ... die Tür auf, bitte!
1/6
A
mache
B
macht
C
machen Sie

Slide 9 - Quizvraag

... eure Bücher vor euch.
2/6
A
nehme
B
nehmt
C
nehmen Sie

Slide 10 - Quizvraag

... den Moment, Tobias!
3/6
A
genieße
B
genießt
C
genießen Sie

Slide 11 - Quizvraag

... sich, Herr Schneider.
4/6
A
setze
B
setzt
C
setzen Sie

Slide 12 - Quizvraag

... auf Frau Thole, Kinder!
5/6
A
warte
B
wartet
C
warten Sie

Slide 13 - Quizvraag

Sehr geehrte Gäste, ... herein!
6/6
A
komme
B
kommt
C
kommen Sie

Slide 14 - Quizvraag

Uitzonderingen: het werkwoord sein
  • sei leise!
  • seid leise!
  • seien Sie leise!
Seid leise!

Slide 15 - Tekstslide

Uitzonderingen: sterke ww met e in de stam
  • Lies Aufgabe 1.
  • Lest Aufgabe 1.
  • Lesen Sie Aufgabe 1
  • Gib mir das Buch.
  • Gebt mir das Buch.
  • Geben Sie mir das Buch.
  • Iss das Gemüse!
  • Esst das Gemüse!
  • Essen Sie das Gemüse!
Uitleg
Uitzondering!
Alleen het sterke werkwoord gehen trekt zich niets van deze uitzondering aan! Daar blijft in het enkelvoud de 'e' gewoon een 'e':

Gehe nicht weg! Ich liebe dich!

Slide 16 - Tekstslide

Scheidbare werkwoorden
opstaan ->

Sta op! ->
aufstehen

Stehe auf!
Steht auf!
Stehen Sie auf!
einpacken
ausgeben
mitgehen
abholen
fernsehen
vorlesen

Slide 17 - Tekstslide

Kinder, ... still!
1/3
A
sei
B
seid
C
seien Sie

Slide 18 - Quizvraag

... das Buch, es echt schön, Laura!
2/3
A
lese
B
lies
C
liest

Slide 19 - Quizvraag

... die Tür ..., Herr Wenke!
3/3
A
machen Sie ... auf
B
aufmachen Sie
C
aufmacht
D
macht auf

Slide 20 - Quizvraag

En nu jij! Maak de volgende 10 open vragen.

Voorbeeld: schreiben (Jana, den Brief)
Antwoord: schreibe den Brief

Slide 21 - Tekstslide

Frau Schönekopf: verkaufen Ihr Auto
1/10

Slide 22 - Open vraag

Hans: geben das Buch
2/10

Slide 23 - Open vraag

die Kinder: sein mutig
3/10

Slide 24 - Open vraag

Jens und Jana: aufmachen die Tür
4/10

Slide 25 - Open vraag

Max: anrufen Oma
5/10

Slide 26 - Open vraag

Frau Strehl: sein vernünftig
6/10

Slide 27 - Open vraag

Andrea: lesen das Schild
7/10

Slide 28 - Open vraag

die Schülerinnen: fahren nach Hause
8/10

Slide 29 - Open vraag

die Gäste: sich setzen
9/10

Slide 30 - Open vraag

Jörgen: sein leise
10/10

Slide 31 - Open vraag

Schreibaufgabe:
Schrijf een instructie, waarbij er een aantal (min. 3) opdrachten gedaan moeten worden. Bijvoorbeeld het raam of de deur sluiten/openen, een boek oppakken, iets op het bord schrijven, opstaan, gaan zitten etc.

Maak de instructie geschikt voor elk van deze gevallen:
1 persoon: leerling
2 personen: leerlingen
1 persoon: docent

Slide 32 - Tekstslide

Uitvoeren!

1 persoon uit je groepje geeft de instructie aan een leerling/leerlingen/docent, die de instructie opvolgt. Is de instructie duidelijk en grammaticaal correct?

Slide 33 - Tekstslide

Slide 34 - Tekstslide