2.3 drinkwater maken.

• Scheikunde
• Middelbare school
• vmbo t, mavo
• Leerjaar 3

2.3 drinkwater maken.

Soorten water.

Oppervlaktewater.             Grondwater.                      Drinkwater

Zoet en zout water

Als water veel zout bevat, zoals zeewater, wordt het zout water genoemd. 

Regenwater, grondwater en oppervlaktewater zijn zoet. 

Watergebruik

Je kunt water op verschillende manieren gebruiken:

1. als spoelwater (zand afspoelen van je groente)

2. als oplosmiddel (vuil oplossen van kleding met wassen)

3. als industriewater (minder gereinigd water)

4. koelwater (om iets af te koelen)

Drinkwater

Drinkwater wordt gemaakt van grondwater.

Dit water is al redelijk schoon doordat het door alle lagen zand en aarde is gegaan. Dat is een soort filter.

kanaalwater

1. zout
2. zoet

water uit een meer

1. zout
2. zoet

water uit de oceaan

1. zout
2. zoet

water uit een rivier

1. zout
2. zoet

water uit de zee

1. zout
2. zoet

leiding
water

oppervlakte
water

Zoet

water

Grond

water

Water in rivieren, meren, zeeen en ander open water

Regenwater dat in de bodem is gezakt

Water waarin weinig zouten zitten

Kraanwater, is door waterleidingbedrijven gezuiverd.

waar

niet waar

sloten, beken en meren zijn voorbeelden van oppervlaktewater

Zeewater is geen oppervlaktewater

Oppervlaktewater kun je drinken

grondwater is rivierwater wat in de grond is gezakt

Kraanwater is hetzelfde als leidingwater

In sommige landen kun je beter geen kraanwater drinken

1

2

3

4

 Verdampen

Lage temperatuur

condenseren

smelten

Hoge temperatuur

Je maakt een glas ranja schoon

1. oplosmiddel
2. spoelmiddel
3. koelwater
4. industriewater

Je maakt de auto schoon.

1. oplosmiddel
2. spoelmiddel
3. koelwater
4. industriewater

Je maakt de machines in een fabriek schoon

1. oplosmiddel
2. spoelmiddel
3. koelwater
4. industriewater

Je doet een beetje zout in de tomatensoep.

1. oplosmiddel
2. spoelmiddel
3. koelwater
4. industriewater

Je laat de temperatuur bij een reactie niet te hoog worden.

1. oplosmiddel
2. spoelmiddel
3. koelwater
4. industriewater

Je staat onder de douche.

1. oplosmiddel
2. spoelmiddel
3. koelwater
4. industriewater

Vragen maken. 

De volgende vragen moet je maken:

3, 4, 5, 8, 11, 13, 14, 16, 17, 18, 19, 21, 22, 23