Can/Cannot

Grammar - can / can't
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Grammar - can / can't

Slide 1 - Tekstslide

Rules / regels
  • Je gebruikt can om te zeggen dat iemand iets kan.

  • Je gebruikt can't / cannot om aan te geven dat iemand iets niet kan.
  • Let op: cannot schrijven we AAN ELKAAR!

  • Om vragen te maken zet je can vooraan in de zin.

Slide 2 - Tekstslide

Kunnen: can/can't
DUS:
Om te zeggen dat iets kan in het Engels gebruik je can.
Om te zeggen dat iets niet kan gebruik je can't.

Slide 3 - Tekstslide

Can
I can dance.
I can't dance / I cannot dance.
Can I dance?
Yes, I can.
No, I can't.

Slide 4 - Tekstslide

Can/can't/cannot

I can/can't/cannot swim
He can/can't/cannot swim
She can/can't/cannot swim
It can/can't/cannot swim
We can/can't/cannot swim
You can/can't/cannot swim
They can/can't/cannot swim

Slide 5 - Tekstslide

Can she speak Spanish?



Yes, she can.


No, she cannot / can't

Slide 6 - Tekstslide

Can / Can't
Kies bij de volgende zinnen uit 'can' en 'can't'

Slide 7 - Tekstslide

can / can't
... I go out tonight?
A
Can
B
Can't

Slide 8 - Quizvraag

can of can't:
I'm happy you ...... help me.
A
can
B
can't

Slide 9 - Quizvraag

Grammar: can / can't
I can speak three languages.
Wat betekent 'can' in deze zin?
A
kan
B
mag

Slide 10 - Quizvraag

can / can't
... you swim?
A
Can
B
Can't

Slide 11 - Quizvraag

Can / Can't
... I go out tonight?
A
Can
B
Can't

Slide 12 - Quizvraag