Naamgeving Formules van stoffen oefenen

Naamgeving van stoffen
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Naamgeving van stoffen

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
NH3
B
N3H
C
N3H
D
3NH

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
C8H3
B
C3H8
C
C8H3
D
C3H8

Slide 3 - Quizvraag

Wat is de formule van het volgende molecuul:
A
CO2
B
2CO
C
C2O
D
CO2

Slide 4 - Quizvraag

ontleedbare stof / niet ontleedbare stof
Zoals je ziet, kunnen moleculen uit meerdere atoomsoorten bestaan (figuur a en b). 
Je noemt de bijbehorende stof dan een verbinding, ook wel ontleedbare stof genoemd. 
Als een molecuul maar uit één soort atomen bestaat, zoals in figuur c, dan is de bijbehorende stof een niet-ontleedbare stof.

Slide 5 - Tekstslide

Niet-ontleedbare stof 
(of element)


Een atoomsoort (in molecuul)

Slide 6 - Tekstslide

Aan de moleculen kan je ook zien of het gaat om een niet-ontleedbare stof,  een ontleedbare stof of een mengsel.
Niet-ontleedbare stof
Ontleedbare stof

Slide 7 - Tekstslide

Een ontleedbare stof:
A
Bestaat uit meerdere soorten moleculen
B
Bestaat uit meerdere soorten atomen
C
Kun je scheiden
D
Bestaat uit 1 soort atomen

Slide 8 - Quizvraag

Dit is een ontleedbare-stof.
A
juist
B
onjuist
C
niet te zeggen

Slide 9 - Quizvraag

Een niet-ontleedbare stof ...
A
bestaat uit één atoomsoort
B
bestaat uit meerdere atoomsoorten
C
bestaat uit één soort moleculen
D
bestaat uit meerdere soorten moleculen

Slide 10 - Quizvraag

Een ontleedbare stof bestaat uit:
A
meerdere soorten moleculen
B
meerdere soorten atomen
C
één soort atomen
D
één soort moleculen

Slide 11 - Quizvraag

Is dit een ontleedbare stof?
A
Ja
B
Nee
C
Dat valt niet te zeggen.

Slide 12 - Quizvraag

Wat is geen ontleedbare stof
A
H2
B
CO2
C
H2O
D
C6H12O6

Slide 13 - Quizvraag

Wie is een niet-ontleedbare stof?
A
NH3
B
H2O
C
N2
D
H2O2

Slide 14 - Quizvraag

Stoffen weergeven in formule taal

Slide 15 - Tekstslide

3.2 Formuletaal
Ontleedbare stoffen
Ontleedbare stoffen zijn opgebouwd uit 2 of meer atoomsoorten.

Slide 16 - Tekstslide

Wat is de naam van

H2O
A
waterstof
B
water
C
waterstofperoxide
D
diwaterstofmonooxide

Slide 17 - Quizvraag

wat is de naam van

CH4
A
glucose
B
water
C
ammoniak
D
methaan

Slide 18 - Quizvraag

wat is de molecuulformule van ammoniak
A
NH4
B
NH3
C
NH3
D
NH4

Slide 19 - Quizvraag

wat is de molecuulformule voor alcohol
A
C2H6O
B
C2H6O
C
CH4O
D
CH4O

Slide 20 - Quizvraag

hoeveel atomen per soort
theobromine
bestaat uit:
stikstof: 4
Koolstof: 7
Waterstof: 8
Zuurstof: 2
 
C7H8N4O2

Slide 21 - Tekstslide

Hoeveel stikstof atomen in samiak?

NClH4
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 22 - Quizvraag

Hoeveel zuurstof atomen zitten er in glucose
C6H12O6
A
2
B
4
C
6
D
8

Slide 23 - Quizvraag

een molecuul soda bestaat uit:
1 koolstof atoom
3 zuurstof atomen
2 natrium atomen
A
CNa2O3
B
C2Na3O
C
Na2CO3
D
C3NA2O

Slide 24 - Quizvraag

Systematische naamgeving

Slide 25 - Tekstslide

Systematische naamgeving stappenplan
Wanneer je een systematische naam krijgt:
  1. Noteer de symbolen van de atoomsoorten in de naam
  2. Zet de nummers van de griekse telwoorden die in de naam voor de atoomsoort staan achter elk symbool als index.


Slide 26 - Tekstslide

Wat is de structuurformule van Stikstofdioxide
A
NO2
B
N2O
C
NO
D
N2O2

Slide 27 - Quizvraag

Wat is de structuur formule van Zwaveldichloride
A
SCl
B
S2Cl
C
SCl2
D
S2Cl

Slide 28 - Quizvraag

Wat is de structuur van Fosforpentabromide
A
F5Br
B
PBr5
C
FBr5
D
P5Br

Slide 29 - Quizvraag

Systematische naamgeving stappenplan
Waneer je begint met de formule:
  1. Noteer het griekse telwoord behoorende bij de index van de eerste atoomsoort
  2. Zet de naam van de eerste atoomsoort hier achter
  3. Noteer vervolgens het griekse telwoord behoorende bij de index van de tweede atoomsoort
  4. Noteer het achtervoegsel behoorende bij de tweede atoomsoort

Slide 30 - Tekstslide

Wat is de systematische naam van
S2O2
A
Dizwaveldioxide
B
Dizwaveldizuurstof
C
Zwaveldioxide
D
Zwavelzuurstof

Slide 31 - Quizvraag

Wat is de systematische naam van
NF3
A
Stikstoffluoride
B
Stikstofdifluoride
C
Tristikstoffluoride
D
Stikstoftrifluoride

Slide 32 - Quizvraag

Soorten stoffen
  •  Zouten -> Ontstaan wanneer een metaal reageert met een niet-metaal
  • Moleculaire stoffen ->  ontstaan wanneer niet-metalen met elkaar reageren
  • Metalen -> reageren niet met elkaar, ze kunnen hoogstens in gesmolten toestand mengen.

Slide 33 - Tekstslide

Wat voor soort stof is
SCl2
A
Zout
B
Atoom
C
Moleculaire stof
D
Metaal

Slide 34 - Quizvraag

Wat voor soort stof is
ZnCl
A
Zout
B
Moleculaire stof
C
Atoom
D
Metaal

Slide 35 - Quizvraag

Naamgeving Zouten
De systematische naamgeving tot nu toe is toepasselijk op alle moleculaire stoffen.
Voor zouten gaat het anders:
  1. Noteer eerst de naam van het metaal
  1. Zet de naam van het niet-metaal erachter
  2. Zet de uitgang -ide achter de naam

Slide 36 - Tekstslide

Voorbeelden:
  •  NaCl
  • Natriumchloride
  • KI
  • Kaliumjodide

Slide 37 - Tekstslide

Wat is de naam van
NaBr
A
Natriumbromide
B
Broomnatriumide
C
Natriumbroom
D
Broomnatrium

Slide 38 - Quizvraag

Wat is de naam van
MgBr2
A
Bromidemagnesium
B
Dimagnesiumbromide
C
Magnesiumdibromide
D
Magnesiumbromide

Slide 39 - Quizvraag

Slide 40 - Tekstslide

Slide 41 - Tekstslide

Maken opgave
32 t/m 37

Slide 42 - Tekstslide