In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 60 min
Onderdelen in deze les
4T GESCHIEDENIS
HERHALING
NEDERLAND 1848 - 1917 + STAATSINRICHTING
Slide 1 - Tekstslide
NEDERLAND 1848 - 1917 + STAATSINRICHTING
- Koning en parlement
- Ongelijkheid en emancipatie
- Het volk krijgt de macht
- Nederland als parlementaire democratie
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Nederland in 1815
Het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden.
Constitutionele monarchie
Grondwet van 1815 gaf de koning veel macht.
1830: België in opstand en onafhankelijk
Slide 4 - Tekstslide
Wat is geen kenmerk van de grondwet van 1815?
A
De koning benoemde de leden van de Eerste Kamer
B
De koning benoemde de leden van de Provinciale Staten.
C
Het volk had via censuskiesrecht inspraak op de politiek.
D
De Provinciale Staten benoemden de leden van de Tweede Kamer
Slide 5 - Quizvraag
Wijzing van de grondwet in 1848
Iedereen kreeg dezelfde grondrechten.
De koning werd onschendbaar, de ministers hadden ministeriële verantwoordelijkheid.
Rechtstreekse verkiezing TK.
Indirecte verkiezing EK.
Slide 6 - Tekstslide
Waarom gaf koning Willem II in 1848 de opdracht aan Thorbecke om een nieuwe grondwet te maken?
Slide 7 - Open vraag
Grondrechten
Onschendbaar
Ministeriële verantwoordelijkheid
Basisrechten voor elke burger.
De minister moeten aan het parlement verantwoording afleggen.
De koning is niet zelf verantwoordelijk voor wat hij zegt of doet.
Slide 8 - Sleepvraag
Parlementaire democratie, vanaf 1848
Manier van besturen waarbij burgers het parlement kiezen:
Parlement: Eerste- en Tweede Kamer - volksvertegenwoordiging.
Regering: de koning en de ministers - besturen (regeren)
Het parlement controleert, de regering regeert.
Slide 9 - Tekstslide
Vanaf 1848 werden de leden gekozen door burgers die een bepaald bedrag aan belasting betaalden. Hoe wordt deze vorm van kiesrecht genoemd?
Slide 10 - Open vraag
De verkiezingen vanaf 1848 vonden plaats via een systeem waarbij elk gebied een eigen vertegenwoordiger voor het parlement kiest. Hoe wordt dit kiessysteem genoemd?
Slide 11 - Open vraag
Luxemburgse kwestie (1866 - 1867)
Slide 12 - Tekstslide
de Luxemburgse kwestie
Koning wil Luxemburg verkopen zonder toestemming van het parlement
Ministers moeten opstappen maar weigeren
Koning stuurt het parlement weg
nieuw parlement vindt ook dat ministers moeten opstappen
Parlement is nu echt de baas in Nederland
Slide 13 - Tekstslide
Caoutchouc-artikel
1887: werd het censuskiesrecht afgeschaft en vervangen door een nieuw grondwetsartikel: het Caoutchouc- artikel
Alle mannen met "Kentekenen van geschiktheid en maatschappelijke welstand" kregen kiesrecht.
Hierdoor groeide het aantal kiesgerechtigden naar 65% in 1913.
Slide 14 - Tekstslide
Ongelijkheid en emancipatie
Verzuiling: verdeling van de samenleving in groepen met een eigen politieke of godsdienstige overtuiging.
Emancipatie: het streven naar of het krijgen van gelijke rechten.
Slide 15 - Tekstslide
Liberalen
Socialisten
Confessionelen
Het geloof is belangrijk bij het besturen van het land.
Gelijkwaardigheid in de samenleving het belangrijkste, overheid moet dit regelen.
Vrijheid van de burgers het belangrijkste, zo weinig mogelijk invloed overheid.
Slide 16 - Sleepvraag
Liberalen
Socialisten
Confessionelen
Schaepman en Kuyper
Troelstra
Thorbecke
Slide 17 - Sleepvraag
Welke groep hoefde tussen 1848 en 1917 het minst te werken aan de emancipatie van de eigen groep?
A
Liberalen
B
Socialisten
C
Confessionelen
D
Feministen
Slide 18 - Quizvraag
Schoolstrijd
Sociale kwestie
Feminisme
Het geheel van slechte leef- en werkomstandigheden.
Politieke ruzie over de vraag wie het bijzonder onderwijs moest betalen
Het opkomen voor gelijke rechten en kansen voor vrouwen.
Algemeen kiesrecht: alle mannen vanaf 25 jaar mogen stemmen.
Financiële gelijkstelling openbaar en bijzonder onderwijs
Evenredige vertegenwoordiging: de verdeling van de Kamerzetels naar verhouding van het totale aantal stemmen.
Slide 21 - Tekstslide
De grondwetswijziging van 1917 wordt ook wel de Pacificatie van 1917 (vrede sluiten) genoemd. Welke twee groepen sloten hier de handen ineen?
A
Socialisten en Liberalen
B
Socialisten en Confessionelen
C
Liberalen en Confessionelen
D
Confessionelen en Feministen
Slide 22 - Quizvraag
Welke groep had met het algemeen kiesrecht van 1917 nog geen actief kiesrecht maar wel passief kiesrecht? En wat is het verschil tussen beide 'kiesrechten'?
Slide 23 - Open vraag
Nederland als parlementaire democratie
Rechten ministers:
Recht om te regeren
Recht van initiatief
Rechten Tweede Kamer:
Recht van initiatief
Recht van amendement
Rechten Eerste- en Tweede Kamer:
Recht van budget
Recht van interpellatie
Recht van enquête
Slide 24 - Tekstslide
Recht van initiatief
Recht van amendement
Recht van budget
Recht van interpellatie
Recht van enquete
Ministers kunnen ondervragen over een besluit of uitspraak.
Een bepaalde zaak tot op de bodem kunnen uitzoeken
Wetsvoorstellen kunnen indienen
Wetsvoorstellen kunnen wijzigen
De uitgaven en inkomsten van de staat controleren en goed- of afkeuren
Slide 25 - Sleepvraag
STAP 1
STAP 2
STAP 3
STAP 4
De Tweede Kamer stemt over het wetsvoorstel
De koning ondertekent de wet
Minister of Tweede Kamer lid doet een wetsvoorstel
De Eerste Kamer stemt over het wetsvoorstel
Slide 26 - Sleepvraag
Klassieke grondrechten:
Zijn in 1848 in de grondwet vastgelegd
Beschermen de burgers tegen de overheid
''Vrijheid van...''
Sociale grondrechten:
Zijn in 1983 aan de grondwet toegevoegd
Beschermen de burgers tegen slechte leefomstandigheden
''Recht op...''
Slide 27 - Tekstslide
Rechtstaat
Staat waarin de burgers beschermd zijn tegen onrechtmatig optreden van de overheid en andere burgers.
Iedereen gelijk voor de wet
Rechters zijn onafhankelijk
Alleen straf voor iets strafbaars
Rechters en bestuurders moeten zich ook aan de wet houden
Slide 28 - Tekstslide
Wetgevende macht
Uitvoerende macht
Rechterlijke macht
Beslissen of iemand schuldig is en welke straf er wordt gegeven.