Waarom verandert het Nederlands?

Wat weet je nu?
Je weet nu dat de taal ook nu nog veranderd en wordt beinvloed door verschillende factoren. 

Aan de slag met de opdracht. Maak opdracht 4 t/m 6
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wat weet je nu?
Je weet nu dat de taal ook nu nog veranderd en wordt beinvloed door verschillende factoren. 

Aan de slag met de opdracht. Maak opdracht 4 t/m 6

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen project
Aan het eind van het project ben je er meer van bewust dat de Nederlandse taal aan verandering onderhevig is en dat het ook in de toekomst zal blijven veranderen. 

Slide 2 - Tekstslide

De Nederlandse taal verandert. Huh? Wat zouden we daarmee bedoelen?

Slide 3 - Woordweb

Aan het eind van het project ben je er meer van bewust dat de Nederlandse taal aan verandering onderhevig is en dat het ook in de toekomst zal blijven veranderen. 

Aan het eind van de les heb je ervaren dat er op dit moment naast het ABN ook andere talen in het Nederlands worden gesproken. Hebben deze talen ook invloed op de ontwikkeling van de taal? 

Slide 4 - Tekstslide

Zometeen gaan jullie kijken naar een filmpje over het Nederlands in de middeleeuwen.
Wat zouden verschillen kunnen zijn met het Nederlands van nu?

Slide 5 - Open vraag

Slide 6 - Video

'Ne stec dine hande niet in de spijse'
Steek je handen niet in het voedsel.

Wat zijn bijvoorbeeld veranderingen die hebben plaatsgevonden? (op basis van deze regel)

Slide 7 - Open vraag

Net als in het Duits zijn waren er in het Nederlands ook naamvallen. Daar zijn nog wel enkele overblijfselen van: de zogenaamde versteende uitdrukkingen.
'Te allen tijde' en 'ten anker liggen' zijn voorbeelden.

Wat denk je? Waarom zouden naamvallen veelal zijn verdwenen?

Slide 8 - Open vraag

Naar het project...
Uitleggen wat de bedoeling is.

Maak opdracht 1 t/m 3. 
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Donderdag 16 maart 
Welkom
Lezen
Verder met het project

Lesdoelen: je raakt er steeds meer bewust zijn hoe onderhevig de Nederlandse taal is aan verandering. 

Slide 10 - Tekstslide

Je hebt gezien dat de taal sinds de middeleeuwen nogal veranderd is. 


- Bepaalde woorden zijn veranderd (spijse -voedsel)
- Woorden hebben een andere betekenis gekregen (spijse - spijs en de afgeleide spijsvertering)
- De plaats van bv. een ontkenning is veranderd (ne...niet) i.p.v. niet

Slide 11 - Tekstslide

timer
2:00
De taal verandert nog steeds. Welke zaken hebben daar invloed op?

Slide 12 - Woordweb

De taal verandert nog steeds. Welke zaken hebben daar invloed op?
- Migranten
- Ontwikkelingen in de techniek
- Groepen in de samenleving: straattaal
- dialecten

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Blijven dialecten bestaan? Waarom wel niet?

Slide 15 - Open vraag

Vrijdag 17 maart 
Aan het eind van de les weet je of er steeds meer woorden of steeds minder woorden in het Nederlands komen. 
Je weet welke invloeden het Nederlands nog meer kent. 

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Artikel Lezen

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Video

Is het mogelijk dat deze taal door iedereen gesproken wordt in de toekomst? Waarom wel/niet?

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht voor tweetallen
Beluister het fragement over de "Scoobies" nog eens. Welke woorden en hun betenissen haal je eruit? 
De teams:



Slide 22 - Tekstslide

Einde les

Slide 23 - Tekstslide

Een denkertje (denkvraag). Mag je iemand die nooit meer met lood werkt wel een loodgieter noemen?

Slide 24 - Open vraag

Sommige woorden worden nog steeds gebruikt, maar kregen in de loop van de tijd een andere betekenis...
In 1997 luchtte een lezer in een brief zijn hart over het feit dat het woord ijskast zo vaak “misbruikt” wordt. Want ijskasten – het woord zegt het al – dateren uit de tijd dat de apparaten nog niet op elektra werkten; het woord ijskast is voor het eerst in 1897 aangetroffen. Om de ijskast koel te houden, gebruikte men destijds een zogeheten ijsbrood. En, zo vond die lezer, het gaat niet aan dit woord te gebruiken voor kasten die met koelvloeistof koelen – koelkast is daarvoor de enige juiste aanduiding.

Bron: https://www.nemokennislink.nl/publicaties/natuurlijke-verschuivingen/

Slide 25 - Tekstslide

Nog een voorbeeld: woorden krijgen een andere betekenis.
Veel van dit soort ergernissen hebben betrekking op woorden die van huis uit een vastomlijnde betekenis hadden, maar daarnaast ook naar iets vagers zijn gaan verwijzen. Neem het woord uniek. Een lezer van Onze Taal zag een advertentie waarin “2 unieke vrij- staande villa’s” werden aangeboden, en dat schoot hem in het verkeerde keelgat. Dat is een contradictio in terminis, oordeelde de lezer: zodra er meer dan één exemplaar van iets is, is het per definitie niet uniek meer. Een ander voorbeeld van betekenisvervaging is verschillende. Iemand schreef dat het hem was opgevallen dat dit woord vaak wordt gebruikt als synoniem voor ‘een paar, enkele’, zonder dat er van enig verschil sprake hoeft te zijn.

https://www.nemokennislink.nl/publicaties/natuurlijke-verschuivingen/

Slide 26 - Tekstslide

Sommige wetenschappers pleitten ervoor om alle woorden maar een betekenis te geven. Wat zou daar een nadeel van zijn?

Slide 27 - Open vraag

Racisme in ons taalgebruik: ‘Witte Nederlanders moeten elkaar corrigeren’
We zijn ons niet altijd bewust van bepaald taalgebruik. Ook niet van taalgebruik dat anderen kan kwesten. 

Ons taalgebruik zit vol sluimerend racisme. Woorden als ‘moorkop’ en ‘neger’ hebben we tamelijk succesvol uitgebannen, maar daarmee is het probleem nog niet opgelost. Hoe krijgen we onze taal vrij van vooroordelen? ‘Witte Nederlanders moeten elkaar gaan corrigeren.’

Bron: https://www.parool.nl/nederland/racisme-in-ons-taalgebruik-witte-nederlanders-moeten-elkaar-corrigeren~b9cc690b/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.nl%2F

Slide 28 - Tekstslide

Wat vind jij van woorden als 'moorkop' en 'negerzoen'?

Slide 29 - Open vraag

Ook op dit gebied...
verandert de taal dus en is constant in ontwikkeling. We hebben nu gezien dat een een veranderende taal veroorzaakt kan worden doordat de structuur van de zinnen, de spelling en de betekenis veranderen. Ook verandert een taal door de invloed van dialecten en door het gebruik van straattaal (dat mede ontstaat door taalgebruikers met bv. een migratie-achtergrond).

Slide 30 - Tekstslide

Aan de slag

Afspreken wanneer de overtuigende tekst wordt gemaakt. Wanneer moet het bouwplan zijn ingeleverd? 

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Video

Donderdag 31 maart 
Wat gaan we vandaag doen?
Lezen
Een datum afspreken waarop de overtuigende tekst gemaakt gaat worden. 
Een bouwplan voor een overtuigende tekst maken. Eventueel eerst uitleggen hoe het ook alweer moest. 
Weer lezen. 

Slide 33 - Tekstslide

Vrijdag 1 april
Mogelijke stellingen:
Ik vind het prima dat er steeds meer Engelse woorden in het Nederlands worden opgenomen.
Een dialect is een overbodige  'taal' . Het is veel beter dat iedereen Nederlands spreekt.
OVer 500 jaar vindt iedereen het Nederlands van nu te moeilijk.

Slide 34 - Tekstslide