klas 2 les 2 Engelse ww.

klas 2 -  20 september
Even herhalen: Gebiedende wijs
huiswerk nakijken
instructie Engelse werkwoorden
'aan de slag' 
lezen
1 / 22
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

In deze les zitten 22 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

klas 2 -  20 september
Even herhalen: Gebiedende wijs
huiswerk nakijken
instructie Engelse werkwoorden
'aan de slag' 
lezen

Slide 1 - Tekstslide

Gebiedende wijs
  • Hoe schrijf je de gebiedende wijs?

  • Als de ik-vorm tegenwoordige tijd:

  • Breng dat direct naar huis.
  • Gooi dat in de prullenbak!

Slide 2 - Tekstslide

Gebiedende wijs
  • De gebiedende wijs enkelvoud wordt gebruikt zonder onderwerp en heeft dezelfde vorm als de stam van het werkwoord:
  • Loop door.
  • Eet je bord leeg.
  • Schrijf dat op.
  • Soms wordt de infinitief gebruikt:
  • Niet roken.
  • Deur sluiten.

Slide 3 - Tekstslide

spelling engelse werkwoorden

Slide 4 - Tekstslide

Aan het eind van deze les...

... weet je hoe je de persoonsvorm in de verleden tijd vervoegt in een samengestelde zin (welke regel je gebruikt).

... weet je hoe je werkwoorden vervoegt, die oorspronkelijk uit het Engels komen en zijn vernederlandst.

Slide 5 - Tekstslide

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Hoe vind je de persoonsvorm in een zin? Er zijn meer antwoorden mogelijk.

Slide 6 - Open vraag

Weet je nog? Beantwoord onderstaande vraag.

Enkelvoudig of samengesteld?
Ik zou wel willen komen, echter heb ik geen tijd.
A
enkelvoudig
B
samengesteld

Slide 7 - Quizvraag

Oefenen met de PV VT
Ga naar jufmelis.nl. Klik op de linkjes.

Meer dan 1 fout? Maak dan persoonsvorm vt 2.
Wederom meer dan 1 fout? Maak dan persoonsvormvt 3

Ga door totdat je niet meer dan 1 fout hebt!

Maak de opdrachten op jufmelis.nl 

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (timen)
A
hij timede
B
hij timde
C
hij timmde
D
hij timdde

Slide 14 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (barbecueën)
A
barbecude
B
barbecuede
C
barbecuedde
D
barbecudde

Slide 15 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (lunchen)
A
hij lunchte
B
hij lunchde
C
hij lunchtte
D
hij lunchdde

Slide 16 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd : Hij (deleten)
A
deletete
B
delet
C
delette
D
deletette

Slide 17 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd: Hij (racen)
A
racte
B
racette
C
racde
D
racete

Slide 18 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vader (downloaden)
A
download
B
downloat
C
downloadt
D
downloadde

Slide 19 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Jason (barbecueën)
A
barbecued
B
barbecuedt
C
barbecuet
D
barbecuette

Slide 20 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm tegenwoordige tijd. Mijn vriendje (skaten)
A
skatet
B
skate
C
skated

Slide 21 - Quizvraag

Engelse werkwoorden
Vervoeg op de juiste manier in de persoonsvorm verleden tijd
Romy en Marie (racen)
A
raceten
B
racetten
C
raceden

Slide 22 - Quizvraag